Het is belangrijk dat iedereen, jong en oud, zich thuis voelt in onze kerk. De vieringen in onze kerk zijn meestal gericht op volwassenen. Bij de kinderwoorddienst willen we kinderen een eigen plek bieden om op hun niveau met het Woord bezig te zijn. We proberen hierbij een vorm te vinden, waarmee wij het samen vieren en de sfeer binnen onze geloofsgemeenschap kunnen overdragen. Een vorm waarbij kinderen plezier beleven aan het naar de kerk gaan en zich thuis gaan voelen.

Wat doen we tijdens de kinderwoorddienst?

  • Na de opening in de kerk gaan de kinderen met de aanwezige begeleider naar de Verrijzeniszaal.
  • We stellen onszelf allemaal aan elkaar voor en steken de paaskaars aan.
  • We lezen een Bijbelverhaal. Deze tekst sluit over het algemeen aan bij de tekst die de volwassenen in de kerk te horen krijgen.
  • Verder geven we een praktische invulling aan de kinderwoorddienst. Dit kan van alles zijn, zoals vertellen, ervaringen uitwisselen, bidden, zingen, tekenen, knutselen, enzovoort.
  • Na de voorbeden komen we weer terug in de kerk.

Wanneer is er kinderwoorddienst?
Er is elke zondag kinderwoorddienst. Behalve in de zomervakantie, de zondag na kerst en tijdens Titusvieringen die niet in Wageningen plaatsvinden. Er is tevens kinderwoorddienst op Eerste Kerstdag, ook wanneer deze niet op een zondag valt.

Voor wie is de kinderwoorddienst?
Kinderen vanaf circa 4 jaar zijn van harte welkom.

Begeleider worden?
Komt uw kind graag naar de kinderwoorddienst? Lijkt het u leuk om deze zelf een keer te organiseren? Loop gerust een keer mee met onze ervaren vrijwilligers. De huidige groep bestaat uit acht enthousiaste begeleiders. Extra hulp kunnen we altijd gebruiken. We verwelkomen dan ook graag nieuwe mensen bij de groep.

Meer informatie
Wilt u meer informatie over de kinderwoorddienst? Of wilt u vrijwilliger worden? Neemt u dan contact op met Els Biesta - Peters via .

De geloofsgemeenschap wordt bestuurd door de Locatieraad. Deze functioneert als dagelijks bestuur dat verantwoordelijk is voor het beheer van de locatie (financiën, gebouwen en terreinen) en onderhoudt externe contacten met o.a. de Raad van Kerken en de gemeente.

De locatieraad wordt gevormd door de volgende leden:

Voorzitter
Hadewijch (Hady) Klaassen

 

 

Penningmeester
Werner Hendrickx

 

 

MIJN VRIJHEID EN AUTONOMIE !

 

WAAROM  DAN AL DIE GEBODEN EN VERBODEN?

 

            CRITICUS:  Vrijheid ! Vrij van allerlei beperkingen  en wetten. Je eigen keuze volgen in doen, denken,  geloven en in alles. Zelf bepalen wat zonde is, niet de kerk. In plaats van ‘Gij zult niet...’ maak ik  zelf uit met mijn geweten wat mag of niet. Je eigen baas zijn; alles mag, niets moet; geen mens of God boven je aan wie je moet gehoorzamen. Zou dat niet ideaal zijn?

 

            Vrijheid!  Inderdaad een prachtig ideaal. De bevrijding van de tweede wereldoorlog met al zijn gruwelen wordt terecht vrolijk gevierd ieder jaar. Er zijn twee soorten van vrij zijn: Vrij van iets, en vrij tot iets. In het eerste soort zijn we vrij van bijv. oorlog, epidemie , overstroming, hongersnood of slavernij. Die vrijheid mag beslist gevierd worden. Maar ook  de innerlijke vrijheid van bijv. verslaving aan drugs, angst, haat,  ontucht en allerlei zonden

“Voor die vrijheid heeft  Christus ons vrij gemaakt”, zegt de heilige Paulus, (Galaten 5,1) Door zijn dood en verrijzenis zijn wij verlost en bevrijd. Doen we genoeg voor  zulk soort bevrijding in onszelf of in anderen?

            Dan is er het tweede soort van vrij zijn:  vrij tot of vrij om.  We zijn gezegend met  een vrije wil om eigen keuzes te maken: vrij om uit te gaan of thuis te blijven, vrij om mijn radio zachtjes te laten spelen of juist heel luid. Maar dan komt mijn vrijheid misschien al gauw in botsing met  het recht en de vrijheid van de buren om rustig te kunnen slapen. “Wij zijn baas in eigen buik”, wordt er wel eens geroepen. Maar het ongeboren kind  heeft een nog fundamenteler recht: het recht om te leven. Vrijheid, vrije wil, eigen keuze: prachtige gave van God. Maar dan wel vrijheid met verantwoordelijkheid en respect voor de rechten en de vrijheid van anderen; met respect ook voor de wetten die door de Schepper geplant zijn in de natuur en  in mijn eigen geweten, of die gegeven zijn door ouders en anderen die daarvoor bevoegd zijn. De heilige Paulus zegt in hetzelfde hoofdstuk: ‘U werd geroepen tot vrijheid. Alleen misbruik de vrijheid niet als een voorwendsel voor een zondig leven, maar dien elkaar door de liefde.’  (5,13)

            We hebben ook de vrijheid om iets kwaads te kiezen, bijv. een seksuele zonde, vloeken, stelen of roddelen. Dat kiezen maakt alleen schijnbaar  vrij. ‘Iemand is het meest vrij als hij ‘ja’ kan zeggen tegen het goede; als hij niet door verslaving, dwang of gewoonte wordt belemmerd te kiezen en te doen wat juist en goed is.’ (Youcat 287)

            GEBODEN. De mens van tegenwoordig is allergisch voor geboden en verboden en wetten. Beperken die niet onze persoonlijke vrijheid? vraagt Criticus.

Toch zijn Gods wetten en geboden geschreven in de harten van de mensen, in ons  ‘geweten’, of we nu heiden zijn of christen of ergens tussenin. En om er zeker van te zijn dat de mens de geboden van God kent, heeft Hij de tien voornaamste op stenen tafelen gegrift. Die zijn nog steeds geldig, maar wel aangepast aan onze moderne tijd. Bijvoorbeeld  ‘Gij zult niet doden’. Dat betekent ook: het milieu niet vervuilen met giftige gassen en afval, niet zorgeloos omgaan met een besmettelijke ziekte, niet gevaarlijk rijden in het verkeer. Ook niet  zichzelf doden als men zijn leven ‘voltooid’ vindt. Nee, Gods geboden zijn echt niet wereldvreemd of om het leven moeilijk te maken.

            Stel je voor dat alle wegwijzers in Nederland weggehaald zouden worden en alle tom-toms ook. Wat een vreselijke chaos zou er overal in het verkeer zijn. Geeft dat vrijheid of  juist een beperking van vrijheid?  De geboden van God en van de kerk zijn die wegwijzers naar onze eeuwige bestemming. God is geen boeman maar onze liefhebbende Vader. Hij wil alleen het goede in ons leven: orde, harmonie en geluk.

            Gods wet, dat betekent Gods wijsheid, moet zichtbaar worden in alle sferen van de samenleving: in de politiek, het onderwijs, medische sfeer en andere gebieden, vooral in het gezin. Dat kan moeilijkheden geven. Toch zijn Gods geboden niet te zwaar. “Leer van Mij”,  zegt Jezus, “mijn juk is zacht en mijn last is licht, en je zult rust vinden voor je ziel.” Je hoeft je ook niet te bezorgt en strest te voelen over een vloed van gebodjes en reglementen, want er is er uiteindelijk maar één: bemin. We proberen God te beminnen met heel ons hart. Dan is het gemakkelijker om zijn wil en gebod te volbrengen. Bemin je naaste als jezelf. Dan ben je op de goede weg, de weg van barmhartigheid, vergeving en...vrijheid.

            AUTONOMIE  of zelfbeschikking. De mens van tegenwoordig wil zelfstandig door het leven gaan en zo zichzelf ontplooien, zegt CRITICUS.

Dat kunnen we beamen. Ja, het gevoel van autonomie is een basisbehoefte van de mens. Gebrek aan zelfbeschikking belemmert zijn motivatie. Dat zegt Wikipedia  terecht. Maar we moeten niet vervallen in Pelagianisme dat al door de kerk veroordeeld werd in de vierde eeuw. Dat beweert dat de menselijke wil genoeg is om zonder zonde ons einddoel te bereiken: want de mens is autonoom en in staat zichzelf te redden, zonder te erkennen dat hij op het diepste niveau uit God voortkomt. Het antwoord:  Christus erkennen als onze enige universele Verlosser en Bevrijder. (Paus Franciscus, Apostolische Brief  ‘Placuit Deo’)

            We blijven streven naar de ware vrijheid die vrede en vreugde geeft en die tot de beste zelfontplooiing leidt met behulp van onze Verlosser en Bevrijder Jezus Christus. Paus Benedictus zei eens (08-12-05): “De mens die zich volledig overgeeft in de handen van God, wordt geen marionet van God, geen vervelende aangepaste persoon; hij verliest zijn vrijheid niet. (…) Hij vindt de ware vrijheid, de grote scheppende ruimte van de vrijheid van het goede. De mens die zich wendt tot God wordt niet kleiner maar groter, want door God en samen met Hem wordt hij groot, wordt hij goddelijk, wordt hij werkelijk zichzelf.”

(Youcat 287)

HEMEL

 

HOE KUNNEN WE DAAR IETS VAN AFWETEN?

 

         CRITICUS: In onze geseculariseerde tijd richten we liever onze aandacht op de wereld hier beneden. Het zicht op de hemel wordt verdoezeld door karikaturen zoals gevleugelde wezens en heiligen gekleed in lange witte jurken, met palmtakken in hun handen en zittend op een witte wolk. Als de hemel al bestaat is het iets boven onze natuur en dus boven onze begrippen. We zullen later wel zien wat dat  ’hiernamaals’ zal zijn. We hoeven ons er nu nog niet druk over te maken; als er een hemel bestaat dan komen we er gerust allemaal wel in.

 

         Criticus is wel erg onverschillig over de enorme levensvraag: wat is onze toekomst na dit korte bestaan op aarde? Dan begint er een leven dat niet tachtig jaar duurt, ook geen duizend maar eeuwig.  We zijn te betreuren als ons aardse leven het enige is, want ons aardse bestaan is bedoeld als serieuze voorbereiding op het eeuwige in de hemel. Zo beschouwd is ons leven hier ontzaglijk zinvol.

         Ons sterven is opnieuw geboren worden in een onvergankelijk leven. Dat kun je vergelijken met een kindje in moeders schoot. Het voelt zich daar warm en gelukkig en vindt dat het van alles goed voorzien  is. Het zou dan ook niet geboren willen worden; dat zou een soort sterven voor hem betekenen. Maar het gebeurt toch: het kindje wordt geboren. Het komt in de armen van een lieve moeder en kijkt op naar haar liefdevolle gezicht en wordt gekoesterd door  familieleden. Het voelt weldra aan hoe dwaas het is om het leven in de moederschoot boven zijn nieuwe leven te beschouwen. Ja, hoe dwaas zijn wij als we ons korte leventje hier beneden groter  gaan beschouwen dan het eeuwige leven hierna. We mogen gelukkig geloven dat de mens opnieuw liefhebbende armen zal voelen en opnieuw zal opkijken naar een gezicht nog liefdevoller dan dat eerste gezicht dat hij zag lang geleden.

         Sterven is een nieuwe geboorte naar een nieuw leven. De mens is voor dit gelukkige leven geschapen. Wat van ons wordt gevraagd is onszelf zo goed mogelijk voor te bereiden: vertrouwvol zich overgeven in de handen van onze Schepper. De Kerk helpt graag bij dit afscheid van het aardse leven met prachtige krachtige middelen: woorden van vergeving van zonden, sterkende ziekenzalving en voedsel voor de reis dat Christus zelf is: heilige Communie.

         Je kunt niet verwachten dat je ‘zomaar’ de hemel kunt binnenstappen. Ons leven op aarde is een  leerschool voor het hiernamaals. Je kunt dus ook een toets verwachten: Heb ik steeds voor mezelf alleen geleefd, of  ‘de naaste’ bemind als mezelf? Hoe heb ik Gods geboden gevolgd, zoals ik ze eerlijk in mijn geweten ken? Dit zal blijken in het ‘bijzonder oordeel’. Dat neemt plaats na de dood, zonder te wachten tot het ‘laatste oordeel’ dat gebeurt op het einde van de wereld. Ieder ontvangt onmiddellijk zijn loon voor zijn manier van leven. Dat is duidelijk te vinden op verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament. Bijvoorbeeld:  Jezus, stervend aan het kruis, zegt tot de ‘goede moordenaar’ naast hem:  ‘Vandaag nog zul je bij mij zijn in het Paradijs’ (Lucas 23, 43) Woorden van  troost en steun voor iedereen, goed  of slecht. Paulus schrijft in zijn Tweede Brief aan de Korintiërs: ‘Wij allen moeten voor Christus’ rechterstoel verschijnen, opdat ieder het loon ontvangt voor wat hij in dit leven heeft gedaan, goed of kwaad’. (3, 10) Iedereen krijgt zijn vergelding, ofwel eerst een tijdelijke loutering, ofwel de onmiddellijke gelukzaligheid in de hemel, ofwel de eeuwige afscheiding in de hel.

         HEMEL: Het is onmogelijk om ons de hemel naar waarheid voor te stellen zolang we nog in ons materiële bestaan zijn. Het is zo totaal anders, maar zo reëel als ons leven hier. Zij die sterven in vriendschap met God zullen Hem zien ‘van aangezicht tot aangezicht’, dus op een heel persoonlijke manier. Zij leven daar in volmaakte liefde met de Drie-enige God: met de Vader van wie zij kinderen zijn, met de Zoon Jezus Christus met wie zij broers en zussen zijn, en met de heilige Geest die dit goddelijk leven diep in hun hart brengt. God is de bron van alle goedheid, schoonheid en liefde, en daar delen zij in voor eeuwig in volmaakte vreugde. Christus heeft zijn leven ervoor gegeven en is verrezen om dit eeuwige leven voor ons open te stellen. Dat is de kroon op zijn verlossing.

         In de hemel zullen we God zien Dat wil zeggen met heel ons wezen zijn wezen kennen en ervaren. Theologen spreken van gelukzalige aanschouwing van God. Deze verheven term wordt door Paulus eenvoudiger aldus gezegd:  ‘Ons kennen (op aarde) is stukwerk...Maar wanneer het volmaakte komt heeft het stukwerk afgedaan...Nu kijken we nog in een spiegel; we zien raadselachtige dingen; maar straks zien we van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik nog slechts ten dele, maar dan zal ik ten volle kennen zoals ik zelf gekend ben.’ ( 1 Kor. 13, 12) Dit ‘kennen’ van ons gebeurt met al onze geestelijke vermogens, vooral onze liefde. Het zal een diepe altijd durende uitwerking op ons hebben, waar we nooit genoeg van krijgen, want we zijn dan innig verenigd met God, die de bron is van alle goeds. Het zal ons een gevoel geven van algehele vreugde: als we zo naar God  kijken is het onmogelijk om bedroefd of verward of depressief te zijn.

         We zullen daar één gelukkige hechte gemeenschap zijn met heiligen van alle tijden en plaatsen en met onze geliefde overleden familieleden, vrienden , kennissen en de mensen uit het verre verleden die we zo graag zouden ontmoeten, allen die het ‘gehaald’ hebben, allen verenigd rond Christus het Hoofd. Van Eyck heeft geprobeerd dit voor te stellen in zijn befaamde schilderij ‘De Aanbidding van het Lam’. Christus is daar als een lam met dodelijke wonden maar toch zegevierend. Hij staat daar op een altaar voor de troon van de Vader als een offergave die zichzelf opoffert om voor de mensen te pleiten als onze Voorspreker bij de Vader. Deze scene is omgeven door alle hemelbewoners. Het is een menselijke voorstelling van een diep mysterie: hoe Jezus ons zonder ophouden helpt en verlost, ook nu nog. En wij op aarde doen daar met mee, samen met de priester in de Eucharistie. Dan zijn we live verbonden met die eredienst in de hemel. In de heilige communie krijgen we alvast een onderpand van het Feestmaal in de hemel. De Mis is dan ook de beste tijd om voor onze geliefde overledenen te bidden, – door het Lam Gods onze Middelaar – dat zij er spoedig bij mogen zijn, en dan ons helpen om het eeuwige feest ook niet te missen.

         Het feest zal nog veel groter worden op het einde van de wereld, wanneer allen verrijzen en wij bij het Laatste Oordeel de woorden van Christus mogen horen: ‘Kom, gezegenden van mijn Vader, neem het koninkrijk in bezit dat vanaf het begin van de schepping voor jullie klaar ligt’. (Matteüs 25, 34) Dan zullen we niet alleen met ziel maar ook met lichaam als volledige mens, veredeld door Gods eigen Leven, de hele Nieuwe Aarde beheren. Durven  we daarvoor  ons leven op het spel zetten?

CRITICUS:  Is de verering van Maria, de moeder van Jezus, niet een soort aanbidding geworden en sterk overdreven:  veel te veel hoogdravende titels en feesten, zoals Moeder van God, Koningin van het heelal, Moeder van de kerk. Neem de titel ‘Onbevlekte Ontvangenis’: We zijn toch allemaal onbevlekt en zonder zonde ontvangen, christenen zowel als anderen. Wie praat er tegenwoordig nog over ‘erfzonde’? En was zij echt ‘altijd maagd’? Zij was zwanger van Jezus door haar echtgenoot Jozef, en kreeg nog meer kinderen bij hem die in het evangelie ‘broers en zusters van Jezus’ genoemd worden.

 

            Overdreven verering van de heilige Maagd Maria komt inderdaad wel voor hier en daar. Je hoeft ook niet alle feesten van haar te vieren. Maar aanbidden doen we haar beslist niet. Dat is alleen aan God voorbehouden. Niemand heeft er iets op tegen als we onze geliefde overleden grootouders vereren met een kaarsje of bloemetje voor hun beeltenis. En voor Maria is er veel meer reden om dat te doen en speciale verering, waardering en dank te tonen, vooral in deze moeilijke tijden, want zij is de Moeder van onze Heer  en Verlosser Jezus Christus, en  ze wil graag genoeg ook onze moeder zijn. Laten we eens enkele  feestdagen bekijken waarop we haar  speciaal vereren,

            Feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. (8 december) Vanwege die hoge waardigheid van Moeder van de Heer is zij door die Heer en Verlosser gevrijwaard van elke  zonde vanaf  haar prille begin in de moederschoot, vanaf haar ontvangenis. Dat is voor ons en de rest van de mensheid niet het geval. Onze eerste ouders in het paradijs hebben zich van God afgekeerd om hun eigen wereldse weg te volgen, en hun ganse nageslacht,  behalve Maria,  is op die weg doorgegaan. Dit wordt van oudsher ‘erfzonde’ genoemd. Dat wordt vaak verkeerd begrepen als een kwaad door ieder bedreven. Het betekent:  iets goeds,  namelijk Gods leven in ons, dat er zou moeten zijn maar dat ontbreekt. Alleen natuurlijk en werelds leven wordt dan overgeërfd bij onze ‘ontvangenis’ Dat is aan Maria bespaard gebleven. Dat zei God al op mysterieuze wijze tegen de duivel in het  paradijs vlak na de zondeval van onze eerste ouders: “Vijandschap sticht  Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw kroost en het hare. Het zal jouw kop bedreigen, en jij zijn hiel.” Die vrouw wordt van vroege tijden in de kerk gezien als Maria, en haar kroost als Jezus. De duivel zou niet de minste macht in Maria hebben vanaf haar ontvangenis  tot haar einde op aarde, totaal zonder zonde, ‘vol van genade’, vol van Gods leven.

            Feest van Maria Boodschap’ (25 maart) De engel Gabriël  werd speciaal gezonden van de troon van God om de verhevenste en blijde boodschap aan Maria te brengen: “Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u...U zult zwanger worden en een Zoon baren die  u de naam Jezus moet geven. Hij zal groot zijn en  Zoon van de Allerhoogste worden genoemd...Aan zijn koningschap zal geen einde komen.” Begreep Maria zoiets? Wij  begrijpen maar weinig van dit grote mysterie: Gods eigen Zoon wordt één van ons, en dat in de schoot van een medemens. God is onzichtbaar. Maria geeft Hem een lichaam en maakt Hem zichtbaar en bij ons voorgoed in vreugde en verdriet.

            Maar Maria heeft een probleem: “Hoe moet dat dan? ...Ik heb geen omgang met een man”. De engel antwoordde haar: “De Heilige Geest zal op u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overdekken...Voor God is niets onmogelijk.” Er staat niet: “Ik heb nooit  omgang met een man gehad” (wat in sommige bijbels staat) Maar: “Ik heb geen omgang met een man.” Met andere woorden: dat was haar manier van leven. Waarschijnlijk had zij in haar leven een gelofte gemaakt om maagdelijk te blijven. Geloftes aan God kwamen bij het Joodse volk vaker voor, Een heel bijzondere was die van Hanna; die beloofde dat als ze een kind, een zoontje, zou krijgen, dan zou ze hem totaal afstaan aan de tempel in Silo. En dat deed ze: ze bracht haar zoontje  – nog wel haar eerste kind – Samuël voorgoed naar de tempel.

            Die gelofte om maagdelijk te blijven geeft ons een inzicht in haar geestelijk leven. Een heel speciale genade vulde haar vanaf haar begin;  en vanaf haar prille jeugd heeft ze zich geopend voor een leven in Gods tegenwoordigheid. Maar maagd blijven en vooral  ongehuwd blijven was tegen de Joodse traditie. De Joodse religieuze leiders hebben Maria waarschijnlijk sterk aangespoord om, als ze maagdelijk wilde blijven, in elk geval toch te huwen. En Jozef zou de ideale man voor haar zijn: een weduwnaar die een flink gezin van jonge kinderen had om voor te zorgen. Maria die graag van dienst wilde zijn heeft toegezegd om die taak op zich te nemen. Ze zijn getrouwd; de kinderen die Jozef  had voordat hij  Maria trouwde worden in het evangelie broers en zusters van Jezus genoemd (Matteüs 13 ,56) Een ander argument dat Maria geen kinderen had bij Jozef is: broers en zusters kunnen in het Aramees ook naaste familie zijn.

            Feest van Maria opgenomen in de hemel, (15 augustus)  In 1950 heeft Paus Pius  XII in de aanwezigheid van duizenden  christenen dit officieel als dogma verklaard. Namelijk dat God Maria met ziel en lichaam opgenomen heeft. Het werd al gevierd in de 6e eeuw, en christenen wisten het al veel vroeger. Vlak voor de datum van dit feest, op 6 en 9 augustus herdenken we dat atoombommen Hiroshima en Nagasaki    in Japan verwoestten. Op 9 augustus vieren we de gedachtenis van de heilige Edith Stein, die de marteldood heeft ondergaan in een concentratiekamp. Is die geest van geweld, onrecht en vernedering nu de wereld uit verdreven? Paus Pius  XII wilde onze hoop op een betere wereld versterken door officieel te verkondigen dat ook Maria, na haar Zoon, de dood  heeft overwonnen. Door die overwinning is zij een teken van hoop voor ons die nog worstelen in deze wereld.           

            Feest van Maria Moeder van God (1 januari) Lang geleden hebben de kerk in het oosten en in het westen tezamen in het Concilie van Efese afgekondigd aan de hele christelijke wereld,  dat Maria ‘theotokos’  of ‘moeder van God’ is. Want de Zoon van God die van eeuwigheid de oneindige natuur van God bezit, heeft de complete menselijke natuur aangenomen in de schoot van Maria.  Jezus is dus compleet God en compleet mens. En Maria zijn moeder is ‘Moeder van de Heer’, zoals Elizabet haar al noemde voor Jezus geboren werd.

            Feest van Maria Geboorte (8 september) Verjaardag van Maria. Terecht vieren we de geboorte van een kind als een voorname gebeurtenis, voornamer dan de geboorte van een sterrenstelsel, want elk kind is bestemd om voor eeuwig te leven .Het is schandalig dat zo veel baby’s nooit het licht van de dag zien door abortus. De geboorte van Maria, de Moeder van de  kerk en van ons allen, is groter dan die van allen. Zij is als de morgenster  die aankondigt dat de dag nabij is en de donkere nacht voorbij gaat. Het Oude Testament en zijn patriarchen keken verlangend uit naar deze dageraad. Hier is Maria die de komst aankondigt van  de Zon der Gerechtigheid en Vrede: Jezus Christus,

            Maria wil beslist niet de plaats van Christus innemen in onze genegenheid, noch in ons gebed en liturgie. Maar zij wil ons naar Christus leiden. Hij moet toenemen en ‘alles in allen’ worden. We gaan naar Maria zodat Christus in ons gevormd wordt, en Hij alleen de troon in ons hart inneemt. Met dat doel voor ogen komen we vrolijk naar onze Moeder Maria met bloemen in de hand, verering op onze lippen en liefde in ons hart.

CRITICUS:  Als de bijbel  Gods woord is, geïnspireerd is, en gedicteerd door God, hoe kan het dan dat er zoveel onjuistheden in staan op historisch,  geografisch en moreel gebied?  Volgens de bijbel  is de aarde plat, mag een man veel vrouwen hebben, kan een slang in het paradijs spreken enzovoorts. Veel verhalen zijn niet echt gebeurd, en veel wonderlijke dingen zijn  uitvindingen van de schrijvers en  van de mensen in hun cultuur. 

            De Bijbel (of ‘Heilige Schrift’) is inderdaad Gods woord. Hij  leert ons daar over zichzelf  en zijn plannen met ons, zijn kinderen. Tot aan tamelijk  recente tijden dacht men inderdaad dat alles in de bijbel letterlijk genomen moest worden. En als er iemand of iets fout was, dan was het niet de bijbel maar de moderne wetenschap. Zo gebeurde het enkele eeuwen geleden dat de kardinalen in Rome Galileï veroordeelden omdat hij. volhield dat niet de zon maar de aarde beweegt. Toen heeft de kerk  de katholieken verboden om het eigenlijke boek van de bijbel te lezen, behalve als ze theologie studeerden. Deze houding van huivering  voor de bijbel is aangebleven in de kerk tot tamelijk recente tijden.

            Gelukkig moedigt de kerk nu alle katholieken aan om de bijbel te lezen en tot gids van hun geestelijk leven te maken.  We begrijpen nu beter dat er nooit een echte tegenstelling kan zijn tussen de heilige schrift en de moderne wetenschappen, want ze komen van dezelfde God. Maar het is belangrijk om uit te vinden: Wat is Gods boodschap die Hij ons wil leren in dit of dat bijbelverhaal, bijvoorbeeld  het scheppingsverhaal? Is het  een boodschap voor  de wetenschap, hoe precies de aarde, de zon en maan, de dieren en de mens hun bestaan kregen? Nee, God laat dat aan geologie-  en geschiedenisgeleerden  over. Gods boodschap is er een van heil en verlossing. En daarom proberen we de bijbel te bestuderen met een open visie. Om Gods boodschap uit te vinden  is het goed  om te weten wat de schrijvers bedoelden, dus over ‘Literaire Vormen’ van schrijven.

            Eerst openbaarde God zijn boodschap in gesproken verhalen, overgeleverd van ouders op kinderen en kleinkinderen. Die leken veel op de verhalen van de naburige volken zoals de Egyptenaren en Babyloniërs. Langzaamaan werden ze opgeschreven. God gebruikte gewone mensen om zijn boodschap op te schrijven. In het Oude Testament waren dat bijv. Jesaja en Jeremia. In het Nieuwe Testament Lucas, Paulus enz. Zij voelden en spraken als mensen van hun tijd en omgeving.. God dicteerde zijn woorden niet in hun oren. Nee, de schrijvers wisten meestal niet eens dat ze geïnspireerd werden door God. Zij gebruikten de stijl en manier van spreken en schrijven van die plaats en tijd. Als we gevraagd werden om iets te schrijven over ‘Bemin uw naaste’,  op welke aantrekkelijke manier ook, dan zouden sommigen van ons misschien een gedicht  of een lied schrijven; anderen een legende of misschien een waar gebeurd voorval verkiezen. Al die vormen van schrijven komen voor in de bijbel. En nog andere vormen ook, zoals wetten, saga’s, profetieën, visioenen,  gebeden, stambomen, morele lessen, parabels, brieven en nog meer.

            De bijbel is niet één boek, maar een verzameling van 72 heel verschillende boeken, geschreven over een periode van meer dan duizend  jaar: van ongeveer 1000 vóór Christus tot 100 jaar na Hem; geschreven  in allerlei situaties. Het Griekse woord  voor bijbel, ‘ta biblia’  betekent ‘de boeken’. Ze stonden eerst op zichzelf, en werden in de loop van tijd gekopieerd  en ten slotte bijeengevoegd  in een bepaalde orde. Het katholieke kerkelijke gezag heeft toen na zorgvuldig beraad de ‘boeken’ gekozen die zij als ‘geïnspireerd’ beschouwde, en verworpen die zij niet als zodanig  beschouwde. Het aantal werd toen vastgesteld op 72 boeken: dat wil zeggen 45 van het Oude Testament  (de tijd vóór de komst van Christus) en 27 geschriften van het  Nieuwe Testament (de tijd van Christus en de Apostelen).  Protestanten nemen enkele boeken van het Oude Testament  niet aan en noemen ze  ‘apocriefe’ boeken. De Joodse bijbel neemt dezelfde boeken aan als de Protestantse reeks, maar in een andere volgorde.

            INSPIRATIE. Hoe beweren wij dat de heilige schrift ‘geïnspireerd’ is door God, terwijl zij zo menselijk tekort schiet? Wat is ‘inspiratie’ eigenlijk? Het betekent niet ‘gedicteerd’ door God. Het betekent: God is de voornaamste schrijver. Hij inspireert de schrijvers; dat wil zeggen: Hij gebruikt mensen en werkt in hen, terwijl zij hun eigen macht en vermogens blijven behouden. Dus alles is door hen gezegd, en alles is ook door God gezegd. Daarom leren deze boeken zonder fout die waarheid  die God geschreven wilde hebben vanwege ons heil. (Vgl. Vaticaans Concilie, Goddelijke openbaring, Hoofdstuk 3… Lezing zeer aan te bevelen).

            Moeilijkheden blijven er genoeg; bijvoorbeeld sommige plaatsen in de boeken van het Oude Testament  schijnen het doden van mannen,  vrouwen en kinderen in tijden van oorlog goed te keuren. Maar we moeten geen stukje in de bijbel op zichzelf beschouwen, maar de bijbel in zijn geheel. Dan zie je dat in een later stadium de bijbel ons leert om het niet te doen, maar zelfs onze vijand te beminnen. Er was dus een geleidelijke ontwikkeling van onvolledige naar meer perfecte kennis, die vooral te vinden is in het Evangelie. Aldus wordt de geschiedenis vanaf onze  Eerste Ouders een  Heilsgeschiedenis.

            Criticus  zegt dat veel verhalen in de bijbel niet ‘echt gebeurd’ zijn Dat is waar; vooral wat betreft het Oude  of Eerste Testament. Sommige verhalen zijn  ‘Midrasj’. D.w.z. vrome verhalen met een diepere betekenis of moraal maar niet historisch of letterlijk te verstaan. Maar dit slaat niet op alle wonderlijke verhalen, zoals sommige bijbel geleerden zouden willen. Een goed katholiek Bijbel Commentaar kan een hulp zijn. Lees ook het artikel, Het Nieuwe Testament.

            Het Oude Testament wijst naar het Nieuwe Testament als naar zijn vervulling. Christus is die vervulling, het middelpunt van de Schrift en van de wereldgeschiedenis. ‘Beide Testamenten zien naar Christus: het Oude als verwachting, het Nieuwe als vervulling, beide als naar hun middelpunt.’ (Pascal)  

            Maar onthoud: de bijbel is niet zomaar geschiedenis van vroegere tijden: de gebeurtenissen en verhalen zijn ook bedoeld voor onze tijd. God openbaart Zichzelf  nu, en straalt het licht van zijn woord op ons leven en op de gebeurtenissen rondom ons en in de wereld. Lees de H. Schrift dus met een open en ontvankelijk hart, ja, met geloof. Alleen dan kun je verwachten dat God spreekt tot je hart. Begin dus met gebed. Lees dan langzaam en aandachtig een stukje, bij voorkeur van het Nieuwe Testament. Bedenk dan de vragen: Wat betekent dit verhaal? En wat betekent het voor mij persoonlijk?  Lees bijvoorbeeld: 2 Tim 3,15-16. (Deze afkortingen betekenen: Tweede brief van de heilige Paulus aan Timoteüs, hoofdstuk 3, verzen 15 en 16.)

‘           GHEBET

Godt der ghiften !                            Leert ons singhen              

Door uw Schriften                           Nutte dinghen,

Dempt de driften                              Leert volbrenghen

Van ons bloet !                                 Uwen sin:

Laet uw pennen                               En door desen

Ons ghewennen                              Boeck te lesen

U te kennen,                                    Eeuwigh wesen

Hooghste Goet !                              In uw sin.              (Judocus van der Cruysen)

           CRITICUS; Waarom al dat lijden veroorzaakt door aardbevingen, overstromingen, branden, oorlogen, ziektes enzovoorts enzovoorts? Het heeft geen zin. Hoe kunnen we geloven in een goede God die dit alles wil of toelaat? Als hij er niets aan kan doen is hij niet almachtig; en als hij  er niets aan  wil doen dan is hij niet barmhartig. 

 

           De vraag over het waarom  van het lijden klinkt door de eeuwen heen. In het Oude Testament is er een heel boek aan gewijd: het boek Job. Job was een goed mens en rijk.

Maar de duivel kreeg van God verlof om hem te vervolgen. Zijn hele veestapel werd door vijanden in beslag genomen, zijn kinderen werden in een huis door bliksem gedood; en hijzelf kreeg een afschuwelijke huidziekte. Zijn ‘vrienden’ zeiden dat hij deze straf natuurlijk verdiend moest hebben door verborgen zonden. Job verdedigde zich voor hen en voor God: ‘Ik ben geen zondaar’. Gods antwoord kwam in donder en bliksem: ‘Denk jij dat je alles begrijpen kan? Waar was je dan om mij advies te geven toen ik de hele wereld schiep en de mensen?’ Dus geen duidelijke oplossing van ons waarom. Maar God gaf hem daarna meer terug dan hij ooit bezeten had.

           Wat zegt Jezus?  ‘Die achttien die gedood werden toen de Siloam-toren instortte, denkt u dat zij schuldiger zijn geweest dan alle andere inwoners van Jeruzalem? Geen sprake van.’ (Lucas 13,4)  Dus lijden geeft niet precies aan wie zondaars zijn. Maar let op: Jezus spreekt verder: ‘Maar als u zich niet bekeert, zult u allemaal, net als zij, omkomen.’ Er is dus ergens een mysterieuze verhouding tussen lijden en zonden. Jezus leed zelf aan het kruis vreselijk omdat de zonden van de mensheid vreselijk zijn. Jezus heeft het allemaal verdragen om vele redenen: om de zonden van de mensheid uit te boeten, om Gods vergiffenis te geven, om de wereld te verzoenen met God,  om solidair te zijn met allen die zwaar te lijden hebben en om de deur naar het eeuwige Leven voor de mensen te openen. Dit toont ons de barmhartigheid van God, die zichzelf niet spaarde voor de redding van de wereld. Diezelfde Jezus voelde aan het kruis dezelfde vraag waarom toen Hij met luide stem riep:  ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten.’

           Het meeste lijden en de meeste ellende worden door mensen veroorzaakt, zoals de twee wereldoorlogen, Auschwitz en andere concentratiekampen met miljoenen doden. Geven we daarvoor God de schuld?  Natuurlijk kan God dat allemaal verhinderen. Maar Hij heeft aan de mensen hun eigen vrijheid en hun eigen geweten gegeven. Die wil Hij niet wegnemen, uit groot gezag voor de mens. De gruweldaden van mens tegen mens en tegen milieu  brengen hun eigen pijn en lijden met zich mee in onze wereld. En zo niet dan wordt de balans recht gezet in het oordeel hiernamaals.

       Maar waarom die vreselijke natuurrampen, die  niet door mensen gemaakt zijn: aardbevingen, overstromingen, epidemieën enzovoorts? De heilige Paulus zegt het ook in het 8ste hoofdstuk van de brief aan de Romeinen; “De hele schepping kreunt en lijdt onder barensweeën, nog altijd.” Hij beschrijft daar hoe de mensheid al vanaf de eerste mens het verkeerde pad op gegaan is. Hij verkoos een wereldse wereld waarin hijzelf zijn eigen god kon zijn. Deze ‘erfzonde’ werd de algemene levenshouding waar alleen Christus ons van kan verlossen. “Ook de schepping zal verlost worden van de slavernij van de vergankelijkheid, en delen in de glorierijke vrijheid van Gods kinderen.”  (Rom. 8, 18-22)                                                                  

          Uit dit lijden, uit deze ‘barensweeën’, weet God goede, zeer positieve dingen te halen. Eerst: een nieuwe aarde, een nieuwe schepping. “ Het lijden van deze tijd weegt niet op tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat”.  (ib) Na de  barensweeën verwachten we de geboorte van een gelukkige, stralende nieuwe wereld.

Het tweede positieve punt dat God weet te bewerken  uit lijden en ellende is dat mensen elkaar gaan helpen bijv. bij  brand of overstroming of ziekte. Geweldig is vaak de behulpzaamheid en zorg voor de slachtoffers. God wil dan afhankelijk worden van ons mensen, en onze handen en voeten gebruiken en dienaar van allen  worden.

Een derde positieve punt is dat door ellende de mens ook meer afhankelijk van God kan worden. Hij kan komen tot waarachtig gebed.  God onze Vader staat altijd te popelen om ons te steunen. In dit alles schittert Gods barmhartigheid.

          Nu iets over persoonlijk lijden: een kind verloren misschien; of kanker die uitgezaaid is en zeer pijnlijk. Het is een zwaar kruis voor de persoon en de familie. Het is heel begrijpelijk dat we er negatief tegenaan kijken en er tegen schoppen: “Waarom moet dit mij overkomen? Het is toch niet rechtvaardig.” Of we verstoppen de pijn en de boosheid in ons binnenste waar het blijft gisten en ons denken en voelen alleen maar bozer en ongelukkiger maakt. Maar het houdt niet op. En het slaat over op anderen om ons heen. Of we blameren God en houden vol: “Lijden heeft geen zin!”

          Het heeft inderdaad geen zin als we het blijven vervloeken. Laten we dus proberen om van lijden iets positiefs  te maken, en aldus te accepteren. Je hoeft niet te zeggen: “Dat lijden is Gods wil.” God wil geen vreselijk lijden, hoe het ook gebeurt, vanzelf of door anderen of hoe dan ook. Hij wilde ook niet het pijnlijk lijden en de moord op Jezus aan het kruis. Maar we moeten een onderscheid maken tussen deze pijnlijke criminele daad van de kruisiging  en de manier hoe Jezus reageerde op zijn lijden, namelijk: zijn vergeving en verzoening van de hele wereld, zelfs van zijn moordenaars, zijn liefde voor de mensheid en voor zijn Vader, zijn overgave . Dit geven van zichzelf, van zijn liefde, van zijn leven, dat verloste ons, en dat is wat de Vader wilde. Je mag je gerust  voorstellen dat de Vader huilde bij de kruisiging, zoals Jezus huilde over Jeruzalem omdat het verwoest zou worden.

          Zoiets geld ook voor het lijden van ons mensen. Gods wil is niet het lijden zelf maar  de manier waarop wij het aanvaarden.  Etty Hillesum., een Joodse vrouw, overleefde de verschrikkingen  van Auschwitz niet: ze werd vergast. Zij schreef ongeveer hetzelfde: “Het lijden heeft altijd zijn plaats en zijn rechten geëist; en doet het er veel toe in welke vorm het komt?….Het gaat er in laatste instantie om hoe men het lijden, dat toch essentieel voor dit leven is, draagt en verdraagt en verwerkt, en dat men een stukje van zijn ziel ongeschonden bewaren kan door alles heen.” (Het verstoorde leven, blz.126)

         Als we het lijden positief aanvaarden halen we er nog meer winstpunten mee, bijv.

   –   je wordt zelf een betere persoon: meer meelevend met anderen die ook lijden, meer vergevend en liefdevol;
   –   je versterkt anderen die lijden en helpt ze om niet op te geven; 
   –   je versterkt de familieband, en iedereen wordt meer bezorgd voor elkaar.

         We kunnen onze pijn met die van Christus verenigen om onze wereld rondom beter te maken, te verlossen. Iemand die zijn kruis zo opoffert doet meer voor de wereld dan een heel stel politici. God wil het lijden zelf niet maar wil er iets goeds mee doen, ja, iets beters. We zien dat op zo’n ogenblik niet: we zien alleen ons eigen belang. God ziet het totaalbeeld en kan onvermoede verdiensten trekken uit dit lijden voor heel veel mensen. Geef de pijn over in gebed  tot Hem die meer geleden heeft dan wij allemaal: Christus.

            Maar ten slotte helpen alle wijze woorden minder dan echt-gevoelde empathie of mede-lijden. Dat kunnen we ook zonder woorden tonen aan iemand die lijdt: door onze liefdevolle hand in die van hem of haar te leggen.

          CRITICUS: Waar hebben wij  het instituut van de kerk voor nodig? Dit grootse apparaat met hooggeplaatste functionarissen, geweldige gebouwen EN allerlei wantoestanden door de geschiedenis heen tot in onze tijd toe. De kerk neemt onze vrijheid weg met haar  structuren, geboden en dogma’s. Gaan we niet veel beter rechtstreeks tot Christus zonder al dit gedoe? En waarom wordt de kerk geleid door de Hiërarchie? Een soort piramide waar de paus en de bisschoppen bovenaan staan, en de gewone gelovigen helemaal onderaan, als voetvolk.

 

      De kerk is ‘Gods volk onderweg’. De nadruk ligt niet op ‘ínstituut’ maar op GEMEENSCHAP.  En er zijn honderd duizenden die meelopen in deze ‘pelgrimstocht’ naar het eeuwige leven. Het is logisch dat er een structuur en dus een instituut nodig is om alles redelijk in goede banen te leiden. Hoe groter de gemeenschap hoe complexer de structuur. Maar laten we eens naar het begin van de kerk kijken . Misschien kunnen we leren van de eenvoud van toen. Het woord kerk komt van het Griekse ‘Kyriaké wat betekent ‘volk dat aan de Heer toebehoort’. Dat volk was eerst het Joodse volk van het Oude Testament. Jezus Christus bouwde daarop verder en heeft de Christelijke kerk gesticht, het nieuwe ‘volk van God’. Daar was inderdaad weinig structuur aan. Hij vergaarde twaalf Apostelen  om zich heen en ging drie jaar lang  weldoende rond terwijl hij zijn leerlingen trainde om zijn kerk overal te vestigen en te leiden. Petrus koos hij uit als hoofd, met de woorden: “Ik zeg jou, jij bent Petrus; op die steenrots zal ik mijn kerk bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar er niet onder krijgen. Ik zal je de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen, en wat je op aarde bindt zal ook in de hemel gebonden zijn,  en wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn” (Matteüs 16,18-19)  Wat een geweldige volmacht geeft Jezus hier aan een zwakke sterveling: om als zijn eigen plaatsbekleder zijn kerk te leiden.

          Na drie jaar zijn kerk voor te bereiden heeft hij zijn leven gegeven aan het kruis. Waarvoor? Voor vele redenen, bijvoorbeeld, om Leven te geven aan zijn kerk; leven dat er niet onder te krijgen is tot het einde van de wereld, ja, om het eeuwige leven te openen voor zijn kerk. Christus heeft dit alles bestendigd door zijn verrijzenis uit de dood. Veertig dagen daarna, vlak voor zijn hemelvaart, gaf hij zijn apostelen een duidelijk bevel: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Ga, en maak alle volkeren tot leerling: doop hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, en leer hun alles te onderhouden wat Ik jullie geboden heb. Weet wel, Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld.” (Matteüs 28,18-20) Toen is hij opgestegen naar de hemel. Maar hij blijft actief als Hoofd van  zijn kerk tot aan de voleinding van de wereld.

         Op de dag van Pinksteren daalde de heilige Geest neer in de vorm van vurige tongen op de leerlingen. Hij gaf hen wijsheid en moed; en de kerk van Jezus was nu onderweg: met de apostelen, wat later met Paulus, en nog later met de heilige Servatius en Willibrordus en met talloze andere  Christenen over de hele wereld tot in onze tijd. De functie van Petrus is overgenomen door de paus; die van apostelen door bisschoppen, geholpen door priesters en diakens, (hiërarchie). Maar Gods kerk bestaat niet alleen uit  paus, bisschoppen, priesters en religieuzen: gelovige leken, klein of groot, hoog of laag, hebben dezelfde waardigheid. We hebben allen die waardigheid EN die verantwoordelijkheid  aanvaard door het doopsel.

        Dat piramide model van de kerk, hoogwaardigheidsbekleders boven en leken onderaan, is nog steeds sterk in de katholieke kerk, maar andere modellen komen gelukkig meer tot hun recht, bijv. de kerk als lichaam. Paulus schrijft daarover in 1 Korintiërs 12. Zoals ons lichaam bestaat uit verschillende delen met verschillende functies, zo is het ook met de kerk: allemaal even belangrijk, en samen vormen zij een levend lichaam, het ‘Lichaam van Christus’ met hem als Hoofd. Van de paus tot de misdienaar moeten ze zich bewust zijn van hun dienende functie. Alle ledematen van dit Lichaam zijn met elkaar verbonden, in het bijzonder met hen die lijden, die arm zijn en die vervolgd worden. “Als daarom een lid lijdt, delen alle leden in het lijden”. Als Christus het hoofd is, wie is de ziel van de kerk? Dat is de heilige Geest: hij is het vuur dat de kerk wijsheid, kracht en heiligheid geeft.

          Veel mensen, helaas,  verlaten de kerk. Ze vinden het  een verouderd instituut, niet bij de tijd. Als antwoord hierop riep Paus Johannes de Drie-en-twintigste het Tweede Vaticaanse Concilie bijeen in 1962, en zei: “We zullen de ramen van de kerk openen om verse lucht binnen te laten”. Van tijd tot tijd is er een concilie of synode; allemaal bedoeld om de kerk bij de tijd te houden. Paus Franciscus zei eens: “De kerk is geen museum  maar een soort VELDHOSPITAAL” dat hulp biedt aan strijders, pelgrims en andere hulpbehoevenden op pelgrimstocht naar het eeuwig samenzijn. Misbruiken, seksueel, financieel of anderszins hebben altijd bestaan in leden van de kerk; verwondingen die in het ‘veldhospitaal’ behandeld moeten worden. De kerk is niet voor engelen maar voor zwakke aardgebonden leden, kardinalen zowel als gewone leken. En dus kunnen er schandalen voorkomen. Gaan we dan de kerk met haar prachtige leer en geweldige werken veroordelen? Gaan we  dit alles dat door Christus zelf is opgebouwd verlaten? Jij en ik en alle leden samen zijn wij  verantwoordelijk voor het welzijn van de kerk. Dus worden we ondersteld haar te steunen:  door daden, waar mogelijk; door gebed, vooral op zon- en feestdagen;  en door getuigenis,  want de kerk  is van nature  ‘missionair’.

        De wereld heeft de kerk hard nodig. Maar ze kan in deze complexe wereld niet  effectief  functioneren zonder instituut, zonder structuur met allerlei functies en regels. Die zijn er niet om onze vrijheid te beknotten maar die juist te bevorderen; om niet de weg te verliezen maar te gaan langs de goede weg naar moreel en gelukkig leven, hier en hiernamaals.

          Nu de vraag: “Kunnen we niet rechtstreeks naar Christus gaan?” Natuurlijk kan dat: in ons persoonlijk gebed, in ons trachten om beter te leven en inniger met Christus verenigd te zijn enzovoorts. Prachtig! Maar Christus heeft de kerk ingesteld juist om ons daarbij te helpen. Hoe? Door zijn lering die de kerk ons uit het evangelie aanreikt, door de sacramenten van de kerk, vooral de eucharistie  die ons één maakt met Christus en met elkaar. De kerk helpt ons ook door het  sacrament van verzoening dat Jezus aan de kerk gegeven heeft (Johannes 20,23) en ook door het dienstbetoon op allerlei gebied. In het ‘Lichaam van Christus’ de kerk met Christus als Hoofd, samen met de leden, bezield door de heilige Geest kunnen we de wereld aan.

            CRITICUS:  Het idee van ‘Hell’ brengt ons terug naar de tijd van donderpreken: Elke zondaar die zich niet op tijd bekeerde zou belanden in vuurzee voor eeuwig. Maar hoe kan God die zo barmhartig is zoiets doen?  Veel mensen vinden het idee van hel belachelijk. Ik vind het op zijn minst twijfelachtig. Waarom  zou ik me dan bang laten maken? De ergste ‘hel’ maakt de mens voor zichzelf hier op aarde: mensen die elkaars leven kapot maken.

 

            Alleen met God onze Vader verenigd kunnen we het eeuwige bruiloftsfeest  van de hemel vieren, als we er vrij voor  kiezen Hem te beminnen. Maar hoe  kunnen we God  beminnen als we ernstig tegen Hem, tegen onze naaste of tegen onszelf zondigen !  “De mens zonder liefde is nog in het gebied van de dood. Ieder die zijn broeder haat is een moordenaar, en gij weet dat geen moordenaar eeuwig leven in zich heeft.” (1 Johannes 3,14-15)  Als wij zwaar zondigen tegen God die liefde is, en tot de dood toe ons niet willen bekeren  en Gods barmhartige liefde niet willen aanvaarden, dan zullen we uit eigen vrije keuze voor altijd van Hem gescheiden blijven: gescheiden van Hem de enige die  ons eeuwig gelukkig kan maken. Hiertoe is hij immers geschapen en hiernaar streeft hij. Dat is de voornaamste straf van de hel: zichzelf definitief uitsluiten van de gemeenschap met God en met elkaar.  “Bekeert u nu er nog tijd is”, zegt Gods woord menigmaal.

            Niemand komt door onwetendheid in de hel, of per ongeluk en tegen zijn wil. En niemand wordt door God voorbestemd om naar de hel te gaan: hij of zij keert zich vrijwillig af van God en volhardt daarin tot in de dood. Is God dan onbarmhartig als mensen uit eigen keuze in de hel komen? Nee: Hij zou niet barmhartig zijn als Hij ze tegen hun wil dwong om in de hemel binnen te gaan. Het is niet zo zeer God die straft: het zijn de zondaars zelf die het kiezen. De poorten der  hel zijn alleen op slot aan de binnenkant.

            De heilige Schrift, de meerderheid van de Kerkvaders en de bestendige leer van de Concilies leren ons gezaghebbend dat de hel bestaat en eeuwig is. Maar wat  weten we van de hel af? De Bijbel gebruikt harde taal:  eeuwig vuur, tandengeknars. En door de eeuwen heen zijn er allerlei foltering aan toegevoegd. Heeft Criticus dan toch gelijk dat de barmhartige God niet zoiets kan doen? 

            De beschrijving van de hel met zijn vuur en foltering zal gerust wel overdreven zijn. Maar de werkelijkheid van de hel – gescheiden van God de  bron van alle geluk, en dat voor alle eeuwen der eeuwen – is zo vreselijk dat we het alleen maar met overdreven taal kunnen benaderen, zoals met het woord  ‘vuur’.

            Wel mogen we de vraag stellen: Wie maakt bij zijn dood een 100% vrije keuze dat hij voorgoed van God gescheiden wil zijn? En wie heeft op het moment van de dood een 100% volle kennis van die keuze? Ik geloof dat voor de meeste mensen die kennis en die  vrije keuze maar gedeeltelijk zijn. De opvoeding, de cultuur, ingeburgerde gewoonten, dementie, ja van alles kan een rol spelen om die kennis en die vrije keuze te verminderen en gebrekkig te maken. Dit alles weet God de rechtvaardige Rechter heel goed; en ik vertrouw dat Hij die kennis en vrijheid zal verbeteren. Het tijdloze eeuwigheids moment van de dood kan dan de gelegenheid bieden om met volle kennis en totaal vrije wil te kiezen: vóór of tegen God, de hemel of de hel.

            “God wil dat alle mensen gered worden” (1 Timoteüs 2,4) en in zijn barmhartigheid  heeft Hij er alles voor over om daarbij te helpen, zelfs zijn eigen Zoon Jezus. Die heeft er zijn leven en zijn bloed voor over gehad om onze zonden te vergeven, zo gauw we met berouw er om vragen.  Hij heeft de poort van het eeuwig Leven voor ons geopend. Het is aan ons om die niet mis te lopen.

 

CRITICUS:  Zonden begaan? Dat doen toch alleen criminelen. En als wij zondigen  dan is God zo barmhartig dat hij ons snel vergeeft. We horen veel over Gods liefde; en zou hij dan voortdurend eisen dat wij onze zonden belijden en om vergiffenis vragen?  Dat   schijnt hij toch wel te doen in de Mis. We horen  te veel van ‘boete doen’ of anders  ‘straf van God’  Wij zijn toch allang vergeven. God is liefde. Hij praat niet over zonde, schuld of straf.  Dus geen berouwvol kloppen op de borst meer  in de liturgie, maar vrolijk vieren.

Je kunt over zonde en schuld wel luchtig praten, en dat wordt veel gedaan in onze tijd, nu het zondebesef  gedaald is op weg naar het minimum. Maar zonden zijn een harde realiteit die niet te kleineren valt. Jezus noemt een onaantrekkelijk rijtje in Marcus (7,20-23): “Wat uit de mens komt, dat maakt de mens onrein. Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen de kwade gedachten, ontucht , diefstal, moord, overspel, hebzucht, gemeenheid, bedrog, bandeloosheid, jaloezie, laster, hoogmoed, lichtzinnigheid. Al deze slechte dingen komen van binnenuit en maken de mens onrein.”  We zouden dit rijtje nog veel langer kunnen maken met kwaad dat we rondom ons of op de media zien en horen:  bomaanslagen op onschuldige burgers, mensenhandel, seksueel misbruik van kinderen, en zo veel andere overtredingen tegen God en tegen de menselijke natuur.

We mogen ook echt wel de vinger naar onszelf wijzen. Is ons geweten gevoelig genoeg om goed en kwaad te onderscheiden? Om slechts enkele zonden van verzuim  te noemen: Heb ik echt eerbied voor God en bedank ik hem genoeg voor al zijn goede gaven, zoals mijn gezondheid, talenten, familie en vrienden?  Dus bid ik voldoende? Vooral op zondag? Geef ik genoeg liefde en zorg voor mijn familie?  Na ruzie heb ik naar verzoening gezocht? Ben ik eerlijk in mijn geldzaken?  Enzovoort. Zondigen gebeurt niet alleen in daden en in het verzuim ervan, maar nog meer in gedachten en begeerten. Dat las je zojuist in de woorden van Jezus hierboven.

Ernstige vergrijpen ofwel doodzonden tegen God  of onze naasten gebeuren niet zomaar; daar is wel wat voor nodig. Eerstens, het moet een ernstige zaak zijn. Tweedens, de dader is daar wel degelijk van bewust. En ten derde, hij of zij wil zelf echt die slechte daad doen. Uit vrije wil dus, en  niet geforceerd door een ander. Meestal gaan onze vergrijpen over kleine zonden oftewel dagelijkse zonden. Maar pas op; geen flirten ermee, want ze verminderen de liefde tot God en vaak tot  onze naaste; en ze leiden zo gemakkelijk geleidelijk tot  doodzonden. Voor dagelijkse fouten geldt dus ook: Bekeer u en vraag om vergeving.

De betekenis van zonde wordt al tamelijk duidelijk gemaakt in de eerste bladzijden van de bijbel, als we door de letterlijke gebeurtenissen heen naar de eigenlijke zin durven zoeken. We zien dan in het paradijs een opstand tegen God. De mens wil zijn eigen IK  boven God stellen; hij wil zelf als God zijn. Dat is ook de betekenis van ‘de boom van de kennis van goed en kwaad’ waar de mens van at, namelijk ons geweten dat goed of kwaad zelf wil bepalen naar eigen keuze. Deze poging om zijn eigen wil en keuze boven God te stellen, is de eerste zonde, en het is ook de kern van elke ernstige zonde in de hele wereld.

Een ernstige zonde is een ernstige belediging van God. Het is ook veelal een vergrijp tegen onze naaste, tegen de mensheid of tegen het milieu. Bovendien is het een zware slag toegediend aan onszelf: Onze schitterende waardigheid van kind van God ofwel de heiligmakende genade in ons  wordt vergooid. Dat stralende leven van God in ons verdwijnt. Wee ons als we weigeren ons te bekeren en in die toestand sterven. Wie wil in die staat voor eeuwig blijven: gescheiden van God die de bron van onvergankelijk  geluk voor ons wilde zijn?  God heeft er de grootste hekel aan om iemand te veroordelen. Veel liever  beloont hij met een gelukkig en onvergankelijk leven. Maar wij kunnen door eigen schuld uit vrije wil hem voor eeuwig de rug toe keren. Dat is ongeveer wat hel betekent. Dan is het dus niet God die straft maar de mens zelf. Maar laten we zelf niemand oordelen of veroordelen, want wij weten niet wat er diep in een mens omgaat. Alleen God weet dat, en eens zal hij iedereen oordelen.

God is zo liefdevol en zo barmhartig dat hij staat te popelen om ons weer in zijn armen te omhelzen, zoals hij doet in het mooie verhaal van de Verloren Zoon. (Lucas 15) Maar  hij is geen goedzak die alles zomaar goed vindt. De mens moet zelf, zoals de Verloren Zoon, terugkeren naar zijn Vader. Hij moet  zich bewust zijn dat hij fout zit, berouw hebben ofwel zich bekeren en de Vader om vergeving vragen. Dat kan op verschillende manieren gedaan worden. Een heel voorname is  het sacrament van verzoening, de biecht;  dat prachtige geschenk dat Jezus ons gegeven heeft op de dag van zijn verrijzenis uit de dood. (Johannes 20, 21-23) Een heel goede gewoonte is een dagelijks gewetensonderzoek: jezelf even in stilte afvragen: Hoe is de dag verlopen? Wat heb ik voor goeds gedaan? Wat voor verkeerds?  Wat voor goeds heb ik nagelaten? Daarna berouwvol en nederig vergiffenis vragen.

Natuurlijk kan God ons ook op andere manieren vergeven, zoals wanneer wij er om vragen in de Eucharistie. Daar past Jezus zijn verzoenend lijden op ons toe en zegt: “Dit is mijn bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden.” Nee, niet te luchtig praten over het kwaad in de wereld en in ons. Christus heeft deze vreselijke bederfelijke last op ZIJN schouders gedragen: de zonde van de eerste mens tot aan onze zonden, ja, tot die aan het einde van de wereld. Hij heeft ze al voor ons uitgeboet, en zo voor elk schepsel de weg gebaand terug naar de Vader en naar de gemeenschap van zijn kinderen de kerk. Alles wat wij te doen hebben is omkeren, terugkeren, bekeren.

Toen de Verloren zoon teruggekeerd was naar zijn vader was er een groot feest.. Wanneer wij vergeven zijn en weer verzoend met God en met elkaar, dan, ja dan is er reden tot feest vieren en vrolijk zijn. Jezus zegt het ook in hetzelfde verhaal van Lucas: “Er is meer vreugde in de hemel over één zondaar die zich bekeert dan over 99 anderen die geen bekering nodig hebben.” We vieren vooral het feest van Pasen uitbundig: Christus verrezen uit het graf; en wij uit ons zinloos bestaan naar nieuw leven, stralend met het Leven van Christus.

CRITICUS: Iedereen neemt wel aan dat Jezus van Nazareth een historische persoon was; zoon van Maria en Jozef de timmerman, een rondtrekkende rabbi of goeroe, zeer sociaal bewogen, begaan met zieken en verdrukten. Hij kreeg zo veel bewonderaars die in die tijd een messias verwachtten, dat hij zichzelf als messias begon te voelen. De groep van eerste Christenen gingen een stap verder en maakten hem goddelijk: de zoon van God. Jezus is niet echt Gods zoon. Maar hij is slechts een mens. Wel een die zich boordevol voelde met Gods wezen. Wij gewone mensen hebben veel minder van die goddelijke goedheid. Jezus wil daar iets aan doen: ons redden en ons meer verenigen met God. Als we beweren dat er maar één God is, waarom zeggen we dan dat Jezus God is?

Het hele evangelie van begin tot einde,  waarvoor de apostelen bereid waren hun leven te geven, vertelt ons dat de Zoon van God die van alle eeuwigheid bij de Vader is,  gezonden is door God om ons te verlossen. De Geloofsbelijdenis van Nicea dat al vele eeuwen beleden is in christelijke zondag vieringen, somt het aldus op:

      Ik geloof….in één Heer Jezus Christus, eniggeboren  Zoon van God,
      voor alle tijden geboren uit de Vader.
      God uit God, licht uit licht, ware God uit de ware God.
      Geboren, niet geschapen. Één in wezen met de Vader,
      en door wie alles geschapen is.
      Hij is voor ons mensen en omwille van ons heil uit de hemel neergedaald.
      Hij heeft het vlees aangenomen door de heilige Geest
      uit de maagd Maria, en is mens geworden.

Dus de oneindige almacht, wijsheid en liefde van de Vader zijn ook die van de Zoon. Dat betekent dat de hele goddelijke natuur of  “wezen” van God de Vader is eigen aan de Zoon. Een in wezen met de Vader: dat is oneindig veel meer dan wij één zijn met God..
Als we JEZUS Christus aannemen enkel en alleen als een sociaal bewogen barmhartige mens, leraar of profeet, kunnen we ons niet echt  ‘Christen’ noemen.

 

      CRITICUS:  Er is een wetsvoorstel van onze eigen ministers over zelfbeschikking tot  beëindiging van ‘voltooid’ leven. Die wet gaat uit van het principe van persoonlijke autonomie; iedere mens is heer en meester van zijn eigen leven EN eigen dood. Deze wet wordt natuurlijk omgeven met voorzichtige  voorwaarden, zoals hoge leeftijd, een stervenshulpverlener moet eerst gesprekken voeren, een onafhankelijke deskundige  moet elk geval beoordelen, enz. Dit zal een welkom antwoord zijn voor mensen die het leven moe zijn vanwege stress of gebroken relaties of onvermogen  om nog voluit mee te draaien in de samenleving of familie enzovoort. Wat is dan nog de zin van het leven? Waarom nog verder leven? ‘Mijn leven is voltooid. Ik stap er uit’.

 

      Zijn wij echt heer en meester van leven en dood? We hebben het leven als een kostbare gave, ja,opgave, gekregen van het prille begin tot het einde, en we dragen daar verantwoordelijkheid voor.

      Als deze wet er door komt staat ze meteen op een hellend vlak. Strikte voorwaarden worden al gauw lakser en lakser. Niet alleen ouderen maar mensen van alle leeftijden gaan er om vragen als ze het leven moe zijn om een van de vele redenen die men kan ervaren. De wet wordt voor velen een aantrekkelijk aanbod, en aanbod creëert vraag. Het wordt steeds gewoner en banaler, zoals al eens te zien was op TV:  Je loopt de hoek van de straat om, je koopt je poedertje, en wanneer je ervoor klaar bent, meng je het zelf en drink het op...en stap uit het leven... We kunnen zo een vloed van zelfdoding verwachten. En onze geweldige Europese cultuur kan een ‘cultuur van de dood’ worden, als we zo doorgaan.

      Ik bagatelliseer het lijden niet dat velen te dragen hebben; ook psychisch lijden zoals  angst, eenzaamheid, gevoel van zinloosheid, gebroken familierelaties. Jammer genoeg vinden dan velen zelfdoding  de beste oplossing. Ik heb geluisterd naar mensen die vonden dat het afscheid voorafgaand aan euthanasie of zelfdoding heel troostrijk kan zijn voor de nabestaanden. Het was voor hen een mooie herinnering. Gelukkig zijn er ook andere geluiden.

      De vraag over beëindiging van ‘voltooid leven’ is een levensvraag, en die moeten we niet uit de weg gaan. Ons geloof is gelukkig voor velen een geweldige steun. In de Bijbel vinden we aanknopingspunten die kunnen helpen. Neem bijvoorbeeld psalm 31 toegeschreven aan koning David. Die voelde zich ellendig. “Heer, ik zit in nood; mijn keel, mijn lijf, mijn ogen, zij moeten in droefheid verzwakken; van zuchten krimpen mijn jaren, en heel mijn gestel droogt uit. Ik ben vergeten, als een dode, weg uit het hart, als een kruik die in scherven ligt.” Hij vraagt niet om er een einde aan te maken, maar geeft zich over in

Gods hand. Die overgave aan God, en niet zelf heer en meester van het leven te zijn, dat moeten we allemaal leren. En aan God vragen. Zo kunnen we een schitterend en onvergankelijk leven verkrijgen.

      De kunst om zich voor te bereiden op de dood kan heel moeilijk zijn. Het vraagt veel van de persoon die wil sterven, EN OOK VAN DE OMSTANDERS. Sommigen hebben pijnlijke relaties met echtgenoten of familie, en willen er voorgoed vanaf zijn. Van de andere kant hebben sommige ouderen te kennen gegeven dat ze bang zijn dat ze er zo meteen niet meer mogen zijn; dat de familie of de maatschappij druk gaat uitoefenen om het leven vaarwel te zeggen. Of de persoon het zelf wil, of door anderen aangezet wordt, wij moeten in alle omstandigheden bereid zijn om elkaar bij te staan, en niet alleen te laten strijden. Als mensen echt naar hen luisteren en voor hen open staan, kan dat een geweldige steun in de rug zijn.

      Om niet zelf tot levensbeëindiging over te gaan is ook de steun van de samenleving nodig: van de wetgevers, en natuurlijk van de media. Afzijdig blijven is voor christenen geen optie. Aandacht en steun van de kerk is heel belangrijk. Ik haal hier de woorden aan van Kardinaal Wim Eijk. * “Bij veel mensen zal aandacht werken. Maar je houdt een groep mensen over die toch per se dood willen. Als katholieken kunnen we hulp bij levensbeëindiging niet goedkeuren. Daar moeten we duidelijk in zijn. Dat standpunt kan bij pastorale begeleiding leiden tot een breuk, waarna iemand geen contact meer wil met de kerk. Dat zij zo.

     “ Bij het toedienen van de laatste sacramenten legt de mens zichzelf in Gods handen, je geeft je over aan zijn liefdevolle zorg. Dat staat haaks op actieve levensbeëindiging. Dan is die overgave er juist niet, dan neemt de mens het leven in eigen hand...”

      “Het verlangen om te sterven kan heel legitiem zijn. Heer, laat mij sterven. Een pastor en een gelovige kunnen daar samen om bidden. Je mag hopen dat dat gebed wordt verhoord, al kan dat langer duren dan gewenst. Maar God beproeft je nooit boven je kracht. En hij geeft ook kracht en genade om vol te houden en te volbrengen”.

(* TROUW, 5 februari 2018.)

       CRITICUS:  Wanneer een mens sterft worden zijn zonden  – als die er zijn – uitgewist , en gaat hij direct naar de hemel. God is zo barmhartig; Hij heeft geen vagevuur nodig. Het is dus niet nodig om voor de overledenen te bidden, maar we mogen wel tot  hen bidden om ons tot steun te zijn. Voor de rest is een dodenherdenking alleen wat het woord zegt: hen herdenken in liefde en respect. Trouwens, wat weten we eigenlijk van het hiernamaals? En wat  dat folterende vagevuur betreft: het staat nergens vermeld in de bijbel.

 

       Na de uitvaartdienst van een familielid, zat ik aan de koffie met een vriend die zei: “Bedankt voor je preekje. Maar dat vagevuur waar je het over had, kun je zelf houden.”

Ik  antwoordde half schertsend:  “Willy, als jij nog eens voor de gouden hemelpoort komt te staan, en Petrus zegt: “Kom maar binnen, beste man!” dan weet ik wel zeker dat jij zult antwoorden:  “Alstublieft nog niet, Petrus. Ik ben niet klaar om in mijn oude plunje voor de allerheiligste God te verschijnen. Laat me eerst voorbereid worden en gelouterd.”

       In het Bijbelboek Openbaring zegt Johannes over de hemelse stad Gods: “Niets wat onrein is kan er binnengaan.” (21, 27)  Het ‘vagevuur’ wordt niet woordelijk in de Heilige Schrift genoemd, maar is wel degelijk verondersteld. Zelfs al vóór de komst van Christus lezen we in het Tweede boek Makkabeeën: “Daarom liet hij voor de overledenen een zoenoffer opdragen, opdat zij van hun zonde zouden worden vrijgesproken.”(12, 45) En lees ook eens de mooie tekst in de eerste brief van Paulus aan de gelovigen van Korinte  3, 13-15 !

       Vanaf de eerste christen tijden heeft de kerk de Eucharistie opgedragen en voorbeden gedaan – vaako ondergronds in de catacomben – opdat de overledenen gelouterd zouden worden en zo tot de gelukzalige aanschouwing van God konden komen. Als ons leven op aarde met al  zijn falen en zonden niets te betekenen heeft voor ons eeuwige leven hierna, dan zijn alle gebeden en offers voor de gestorvenen door alle eeuwen heen nutteloos geweest. Het bestaan van een vagevuur of louteringsoord is dan ook aanvaard in de voorbije eeuwen door Joden zowel als Christenen van oost en van west, zoals we kunnen zien in hun geschriften, gebeden en vieringen voor overledenen. De heilige Augustinus schrijft: “Men mag er niet aan twijfelen dat door de gebeden van de kerk en door het heilig misoffer, alsook door de aalmoezen, welke terweille van de afgestorvenen aan God worden opgeofferd, de zielen van de overledenen worden geholpen. God bejegent hen met meer barmhartigheid dan dat zij om hun zonden hadden verdiend. Want dit gebruik om voor de overledenen te bidden, dat door onze voorvaderen werd pvergeleverd, zien wij door de hele kerk onderhouden.” (Serm. 172, n 2)

       Dat wij in onze materiële wereld ons geen voorstelling kunnen maken van het leven hiernamaals zoals het vagevuur, is geen reden om het te ontkennen of te betwijfelen. Het vuur is voor velen een obstakel. Maar dat heeft weinig te maken met ons materiële vuur op aarde. Het betekent een geestelijke loutering van de ziel. Geef het een andere naam als je wilt, bijvoorbeeld louteringsoord. Er is gerust wel het een en ander in ons leven te reinigen of recht te zetten. Dat gebeurt met behulp van de beste en meest barmhartige geestelijke Leidsman,  Jezus Christus. Onze liefdeloosheid, onze haat, onze zelfzucht, onze vooroordelen  voor anderen moeten eerst onder zijn leiding veranderen in onbaatzuchtige en volledige liefde. Onze oneerlijke praktijken waar we misschien zó aan gewend waren dat ons geweten ze niet eens meer herkende als zonden,  moeten veranderen in totale rechtvaardigheid.  Hetzelfde geldt voor al onze tekortkomingen en zonden. Hoe zouden we anders voor de allerheiligste God durven verschijnen en voor eeuwig met hem zijn in de gelukzaligheid van de hemel? Of denk je dat alle schuld , alle kwaad en alle diepgewortelde ondeugden zomaar verdwijnen  wanneer we sterven? Ook vanuit onze menselijke redenering komen we dus tot de conclusie dat er een oord voor voorbereiding op de hemel moet bestaan.

       Is het verblijf daar pijnlijk? Ja. Kwaad dat bedreven wordt staat nu eenmaal in relatie tot pijn. Het heeft geen zin dit feit te verdoezelen. Maar het is een geestelijke pijn;  een heel andere pijn dan die van onze aardse ziektes en wonden, lichamelijk of mentaal. We kunnen er ons geen voorstelling van maken. Theologen en mystici spreken van hevige spijt over zonden begaan tegen  de  algoede God en tegen de naaste, en diep verlangen naar onze God en Vader die ons eindeloos bemint. Misschien mogen we het wel vergelijken met wat een kind meemaakt dat met een besmettelijke ziekte in afzondering ligt in het ziekenhuis. Zijn vader of moeder bezoekt het en mag door een raampje in de deur naar hem wuiven en glimlachen. Het kind huilt van heimwee, van puur verlangen om met zijn ouders verenigd te zijn, maar kan het helaas nog niet, totdat zijn ziekte is overwonnen. In nog grotere mate zal ook de pijn in het vagevuur, de plaats van voorbereiding, intens en diep zijn. Want de liefde tot God en de heimwee naar Hem zijn diep en intens.

       De leer van het  vagevuur is de meest humane die men zich kan voorstellen. Hoeveel mensen heeft het niet getroost die treurden om het overlijden van ouders, zoon of dochter  die totaal op het verkeerde pad waren geraakt, en dus echt niet zomaar naar de hemel zouden gaan. God is rechtvaardig. Dat mogen we niet vergeten. Maar gelukkig is zijn barmhartigheid nog groter!  Zijn Zoon Jezus Christus, de Goede Herder, is hun meest liefdevolle Heiland en Heler die hen perfect voorbereidt op het gelukzalige eeuwige leven.

       Het moet ook een grote vertroosting zijn dat wij hen kunnen helpen door ons gebed, welk gebed dan ook, maar vooral door de Eucharistieviering. Ook kunnen wij hun verblijf in hun louteringsoord verlichten of verkorten door ons eigen lijden en onze goede werken op te offeren voor hen. Eveneens  kan het een grote troost zijn voor mensen die dodelijk ziek zijn en in grote pijn, te weten dat hun lijden, opgeofferd aan de Heer, hun vagevuur zal verlichten of helemaal opheffen. We geloven in de Gemeenschap der heiligen  (de band die er bestaat tussen de kerk op aarde, de mensen in het vagevuur en hen die in de hemel zijn). Dan hebben we de blijde zekerheid dat wij elkaar kunnen helpen. En dat zij ons kunnen helpen!  Bid dus vóór hen, en bid ook gerust tot hen om hulp en steun.

       Nee, als we onze geliefde doden alleen maar gedenken, dan doen we hen zeker te kort; en onszelf ook.

 

 

 

      CRITICUS: De verhalen van het Nieuwe Testament over de wonderen van Jezus zijn MIDRASH.  Dat wil zeggen: verhalen die niet letterlijk op te vatten zijn, maar figuurlijk. Ze bevatten een diepere geestelijke of morele waarheid. Jezus hoeft dus niet in Betlehem in een stal geboren te zijn. Daarvoor zijn trouwens geen getuigen. Hij heeft waarschijnlijk nooit een storm gestild op het meer, of op dat water gelopen. En 5000 mensen gevoed met vijf broden? Nee, veel mensen hadden wel brood meegenomen. Jezus leerde hen: Als ieder het zijne met anderen deelt, is er meer dan genoeg brood.. Dat is de waarheid van het verhaal. De wonderen in de vier evangeliën komen uit de verbeelding van de eerste christen gemeenschappen. De moderne mens beschouwt wonderen als MAGIE.

 

       Jezus geboren in een stal te Betlehem en de andere kindsheidsverhalen van Lucas hebben wel degelijk minstens één betrouwbare getuige: Maria de moeder van Jezus. Er staat nadrukkelijk: “Zij bewaarde dit alles in haar hart en dacht erover na.” (Lc. 2,19) Als deze gebeurtenissen niet historisch  zijn maar alleen betekenisvolle verhalen, gebaseerd op verbeelding van Lucas en zijn tijdgenoten, dan zijn ze niet veel meer dan sprookjes. De jongere generatie vindt ze wel leuk maar zal zich er weinig om bekommeren, en geen reden zien om zelfs met Kerstmis naar de kerk te gaan en in de gemeenschap het geloof te vieren.

         In de grond van de zaak gaat het erom wie Jezus eigenlijk is. Is hij alleen maar de zoon van Maria en Jozef, de sociaal bewogen rabbi uit Nazareth, die opkomt voor de verdrukten en recht en rechtvaardigheid wil? Jezus is dat beslist, maar nog veel meer. Hij komt voort  uit God zelf en is gezonden met goddelijke volmacht om de mensheid Gods waarheid te leren en te  ‘verlossen’, dat wil zeggen: ons terug brengen in Gods familie als zijn kinderen, en dus broers en zusters van elkaar.  Hij bekrachtigde zijn leer EN zijn goddelijk wezen door de wonderen die hij deed..

        Velen, zoals Criticus, betwijfelen of ontkennen zijn wonderen als magie, en dus ook  zijn wezen als Zoon van God  die met goddelijke volmacht in de wereld gekomen is. Wonderen zijn wetenschappelijk onmeetbaar, onbewijsbaar en dus onmogelijk, zeggen ze. Alleen de moraal of ‘het verhaal’ achter de wonderen is van belang. Het antwoord is: Als het feit, het wonder, niet historisch is, is het verhaal dat erop gebaseerd is van weinig belang en weinig gezag.

        We moeten het volste vertrouwen hebben in de eerlijkheid van de vier Evangelisten. Die vertellen ons geen verhalen die zij zelf of de eerste Christen gemeenschap zich ingebeeld hebben. Aan het begin van zijn evangelie schrijft Lucas duidelijk: “Nu heb ook ik besloten alles van voren af aan nauwkeurig na te gaan...en ordelijk op schrift te stellen, zodat u zich kunt overtuigen van de betrouwbaarheid van de berichten die u hebt ontvangen”. (Lc 1,3-4) Lees dus de evangelies zonder vooroordelen: eerlijk en met open geest, en accepteer hun schrijvers als eerlijke gewone mensen, niet als geleerde wereldwijze midrash-schrijvers. Dan worden de woorden Gods eigen Blijde Boodschap voor jou.

        Dit neemt niet weg dat we bij iedere gebeurtenis moeten zoeken naar een diepere, meer geestelijke betekenis. Dat doet elke goede pastor in zijn preken. Bij voorbeeld Jezus  loopt over het woelige Meer van Galilea; daar kun je mooie  motieven in vinden: Hij is Heer en Meester over deze woelige wereld. En het wonder van de vijf broden die 5000 mensen voedden, dat kan niet zonder meer verklaard worden doordat die mensen hun eigen brood meebrachten en deelden. Het is duidelijk dat het een ‘eenzame streek’ was waar geen voedsel voor zo velen te vinden was. (Lc.9,12vv.)  Johannes ziet in de vermenigvuldiging van de broden (dat in alle vier evangelies wordt verteld) een duidelijke aanwijzing naar de heilige Eucharistie.                                                                                                                                                 We hoeven beslist niet alles letterlijk te nemen. Bijbelgeleerden kunnen ons vertellen in welk soort literaire vorm een verhaal geschreven is.                                                                                                   

Sommige verhalen, vooral in het Oude Testament, zijn inderdaad in de vorm van midrash geschreven. Dan is de moraal belangrijker dan het historische feit. Andere literaire vormen zijn parabels, poëzie, psalmen enz. We zijn wetenschappers dankbaar dat  ze daar meer duidelijkheid In geven. Maar het feit dat Jezus echte wonderen verrichtte mogen we niet  ontkennen of betwijfelen. En als toets van de rechtgelovigheid van bijbel-wetenschappers   mogen we verwachten dat zij echt geloven in de leer en de wonderen van Jezus, ook van zijn lichamelijke verrijzenis.

        De Catechismus van de Katholieke Kerk zegt  “Deze geschriften verschaffen ons de definitieve waarheid van de goddelijke openbaring. Hun centrale thema is Jezus Christus, de mensgeworden Zoon van God”. (124) En de heilige Theresia  van Lisieux schrijft: “In het hele evangelie...vind ik alles wat nodig is voor mijn arme ziel. Ik ontdek er steeds meer nieuw licht, verborgen en mysterieuze betekenissen.”(Ib. 127)

 

 

     

      CRITICUS:  Waarom tegenwoordig nog geloven in een God? Hij is nooit waargenomen, geobserveerd of gemeten. Dus niet wetenschappelijk te bewijzen. Mensen geloven in hem omdat ze zich te zwak en beperkt voelen om de moeilijke dingen in het leven aan te kunnen, en de vreemde dingen te verklaren. Velen zeggen dan ook: wees je eigen baas, je eigen god. Laat je niet onderwerpen aan hogere wezens. Met  de  vooruitgang van onze wetenschap, zoals over evolutie, zal het niet lang meer duren of de laatste vragen zullen beantwoord zijn. Dan is er voor geloven in God gewoon geen plaats meer.

 

      Pientere filosofen hebben voor eeuwen godsbewijzen bedacht. Maar laten we het hier eenvoudig en helder houden. Inderdaad, God is niet waarneembaar met onze ogen of meetinstrumenten. Hij is niet van materie en niet gebonden aan de wetten van de natuur. Hij is puur geest. Hij is almachtig en alwetend, en hij heeft alles geschapen uit niets. Zo is hij aanwezig in de grootste hemellichamen miljoenen lichtjaren weg, en in de kleinste protons en fotons  en andere bouwstenen van de natuur. Zo blijft hij scheppend bezig.

      Je kunt hem niet direct waarnemen, maar wel indirect, namelijk in de natuur, in zijn schepping. Je geniet van je lichaam met zijn duizend leden en functies die alle (of bijna alle) fantastisch samenwerken om ons leven in stand te houden: hersenen, ogen, handen, voeten, de miljarden bloedcellen die dagelijks uit ons beenmerg voortkomen  enz. enz. Neem de oren, die allerlei  geluiden van prachtige muziek en van lieve mensen kunnen opvangen en naar de brein brengen om ze te kunnen verstaan en begrijpen. Complete wonderen! Vraag jezelf eerlijk af: Wie heeft dat allemaal uitgevonden? Voorouders? De knapste wetenschappers met hun computers? Beslist niet. En dan die druiven, perziken of andere  heerlijke vruchten waar je zo van geniet: Kunnen die zich uit zichzelf ontwikkelen? Hebben  intellectuelen die uitgedacht? Die kunnen vruchten manipuleren en verbeteren, maar hebben niet de wetenschap om ze te scheppen uit het niets, zelfs niet met alle computers van de wereld. Kinderen vragen soms: Waar komen deze druiven vandaan? Eén ding weten ze beslist wel: Ze komen niet zomaar uit niets. Uit niets komt niets. Als we zoveel wonderlijks in de natuur zien, hoeveel wonderlijker is de Uitvinder en Schepper van dat alles. Waar is dan onze dank en waardering?

       Stel je voor: Je komt thuis van school of sportveld of kantoor. Je zit aan tafel te genieten van het voedsel op je bord en misschien van druiven of perziken, maar je zegt geen woord tot je huisgenoten. Bij de volgende maaltijd doe je ook je mond niet open, en zo de hele week. Zouden je huisgenoten niet denken: Wat is hij of zij verwaand! Of misschien ziek? Welnu, wat zal God niet van ons denken als we van alles dat hij geeft genieten maar niet met hem praten, niet bedanken. Dat praten noemen we bidden. Doe het op jouw manier, maar doe het voor iedere maaltijd.

         Er zijn in feite miljarden bewijzen voor Gods bestaan. Elke molecuul van je ogen of van die druiven is een waar wonder, en bewijst dat Iemand uit niets dit alles kan scheppen: God Schepper van hemel en aarde. En hij gebruikt daarbij een van zijn machtigste schepselen: evolutie. Ontzagwekkend is Gods wijsheid, onbegrijpelijk zijn almacht. Hij de Albeheerser.

         Waarom  heeft God het heelal en ons mensen geschapen  en schept hij nog steeds?De reden is dat hij vele anderen wil laten delen in zijn geluk en overvloedige goedheid. Dat wil hij niet voor zichzelf alleen houden. Met ontzaglijke zorg heeft hij ons gevormd geboetseerd  –  in de schoot van onze moeder. Psalm 139, geschreven misschien 3000 jaar geleden, zegt het zo mooi: “U hebt mij samengevlochten in mijn moeders schoot. Dank voor het ontzagwekkend wonder dat ik ben, voor het wonder van uw werken; hoe ga ik U ter harte”. De oneindige  liefde en barmhartigheid van God is overal te proeven in de psalmen en overal verspreid in de bijbel; zoals in Jesaja 49: 15-16: “Zal een moeder zich niet erbarmen over het kind van haar schoot? En zelfs als die het zou vergeten; Ik vergeet u nooit! Kijk, in mijn handpalmen heb ik u geschreven”. Wat ze in het Oude Testament niet durfden, namelijk de almachtige oneindige God  Vader te noemen, dat heeft Jezus ons geleerd om te doen: ‘Onze Vader die in de hemel zijt; uw naam worde geheiligd...’ Hij is niet de politieman die altijd klaar staat met zijn baton, om toe te slaan als we verkeerd gaan; maar de barmhartigste Vader die we ons kunnen voorstellen. Dat wil niet zeggen dat hij een doetje is die alles goed vindt. Zoals een goede vader in een gezin discipline weet te hanteren, zo weet God dat ook.  Het is een teken van liefde.

         We horen soms het argument: “Als er een barmhartige God bestaat, hoe kan er dan zo veel lijden en zo veel verwoesting zijn?”  Dat is een opwerping die we serieus moeten nemen. Maar kunnen we God beschuldigen voor al de miserie die ons overkomt? We gaan daar verder over spreken in een ander artikel.

       Het is zo aantrekkelijk om niet in God te geloven; of aan hem te twijfelen; of zoals Agnosten doen: beweren dat geen mens iets kan weten over God. Dan hoef je jezelf  niet te storen aan Gods geboden,, want er is niemand boven je die goed of kwaad bepaalt; je wordt je eigen baas, je eigen god. Dat was al de bekoring waarin Adam en Eva gevallen zijn in het Paradijs.

        In God geloven maakt dat je minder ‘autonoom’ of zelfbeschikkend? In zekere zin wel. In de tijd van de ‘Verlichting’ kwam het Atheïsme op zetten. Daarin onderwerp je  jezelf niet aan een hogere autoriteit. Je bent je eigen god in wel en wee, in leven en dood. Maar er zijn dingen die een mens niet alleen aan kan, ook niet met vrienden; bijvoorbeeld zware bekoring tot kwaad, diepe gewetenswroeging, en ook hevige stress en eenzaamheid, ernstige pijnlijke ziekte, en vooral sterven. Gelukkig ben je als je dan kan geloven in een kracht die niet in jezelf te vinden is,  maar alleen in God die in je werkt. Dan kun je niet je eigen god zijn maar heb je de ware God nodig. Hij alleen kan je dan redden, steunen, helpen in dit aardse leven én in het ‘hiernamaals’.

         Die bekoring tot zelfbeschikking is nog steeds zeer reëel, vooral in het westen. De statistieken zeggen dat het geloof in God hier nog steeds slinkt, vooral bij de jongere generatie. Ik zou aan hen vooral willen vragen: Loop niet zo maar achter je vrienden aan, of de media, maar denk zelf ernstiger na over de vraag van levensbelang, de vraag van goed en kwaad, de vraag van eeuwig leven, de vraag over God.

CRITICUS:  Waarom zouden we in deze tijd nog  ‘evangeliseren’? Waarom nog proberen ‘heidenen’  te  bekeren? Denken wij soms dat wij de waarheid in pacht hebben? Denken wij dat ze allemaal naar de hel gaan zonder ons doopsel?  ‘Evangeliseren ‘ en ‘missie’ of ‘zending’ moet dus betekenen:  sociaal of economisch ontwikkelingswerk, en niet  ‘zieltjes winnen’.

 

      Toen ik nog jong was voelde ik me aangetrokken om missionaris te worden. Waarom? Om de heidenen  te bekeren en te dopen en zo te voorkomen dat ze allemaal in de hel zouden vallen..Maar dat soort van ideeën  is al lang  aan het verdwijnen. We weten nu dat de Heilige Geest altijd al aan het werk geweest is in andere culturen, en dat daar dus veel moois en goeds te vinden is. Dat heb ik zelf ondervonden bij de ‘koppensnellers’ van  Borneo. Bij voorbeeld:  hun gastvrijheid, hun hartelijkheid, hun ceremonieën en aanroepingen, hun gemeenschapsgevoel enzovoort.  Waarom laten we hen niet in hun oude geloof met zoveel goeds?

      De voornaamste reden om het evangelie te verkondigen is omdat Christus zelf dit wil. “Gaat,” zegt Hij in Matteüs 28,19, “en maakt alle volkeren tot leerling; doopt  hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, en leert hun alles onderhouden wat Ik jullie ,geboden heb. Weet wel, Ik ben met jullie,  alle dagen, tot aan de voleinding der wereld.” Jezus gaf zo zijn prachtig verlossingswerk over aan de apostelen, ja, aan de kerk om met dat werk door te gaan tot aan de uiterste hoeken van de wereld. Geen wonder dat de heilige Paulus uitroept: “Wee mij als ik ophoud het goede nieuws te verkondigen”. Ook het 2e Vaticaanse Concilie legde veel nadruk op het werk van de geloofsverkondiging: het meest nodige en urgentste werk van de kerk; vooral van de bisschoppen. Daarom hebben de laatste drie pausen allen beweerd dat de  kerk ophoudt de kerk van Christus te zijn als zij ophoudt zijn blijde boodschap te verkondigen.

      Een van de redenen om het geloof te brengen naar hen die Christus niet kennen is dat het goede in hun geloof  zo verstrengeld is met het minder goede. Bijv. Gebeden en dierenoffers worden gericht aan goede zowel als kwade geesten. Men wil ze allen te vriend houden om zo rampen te voorkomen. De mensen van het oude geloof leven veelal in vrees: vrees voor boze geesten, voor hekserij, voor slechte dromen, voor kwade voortekens zoals het geluid van sommige vogels..Mijn eigen missie-ervaring was dat vrees hun leven doordrenkt.

      Wat was het antwoord daarop in mijn missie-ervaring?  Inculturatie. Alleen verwerpen wat totaal niet te verenigen was met  Christelijke moraal en geloof, of met de menselijke natuur. We nemen aan wat daarmee  wel verenigbaar is. En we passen aan en ‘verchristelijken’ de rest, door er een diepere christelijke zin aan te geven.

Het oude geloof kan zijn als een kleurige lampion. Zonder licht binnen in de lampion zie je weinig van de kleuren. Het christendom is het licht dat hun geloof en cultuur meer kleur geeft en doet uitstralen.

      Evangeliseren betekent niet “zieltjes” winnen, maar op vrijwillige basis en zonder druk mensen winnen; niet alleen de ziel, maar de hele mens in zijn totale aardse en geestelijke bestaan verheffen. Dat sluit in ontwikkeling op allerlei gebied, waar dat ook nodig mag zijn. De missie kan terug zien op een geweldige staat van dienst aan de mensheid op het gebied van onderwijs, medische hulp, landbouw enzovoort. Het kan indien nodig, allemaal bij onze christelijke zending of missie horen. Maar de kerk zendt missionarissen uit op de eerste plaats om de gezindheid van Jezus Christus te brengen, het evangelie, dat betekent  ‘blijde boodschap’. Welke boodschap? In het kort: het plan van God de Vader om alle  mensen, zwart of wit, hoog of laag, bijeen te brengen als zijn eigen familie, als zijn geliefde kinderen, en dus als broers en zusters van elkaar. Dit geweldige plan vervult hij door zijn Zoon Jezus Christus;  door zijn leven en leer, zijn dood  en verrijzenis. (Effeziérs 1,5-10)

      Door dit blijde nieuws probeert de missie  allerlei gebieden van het menselijk bestaan positief te beïnvloeden en te verheffen, zoals ontwikkelingswerk, onderwijs, leiderschap, gemeenschapsvorming, oecumene, milieubewustheid. En vergeet niet: verzoening en dialoog, gerechtigheid en rechtvaardigheid.

      Het missiewerk van nu is wel heel anders als dat van vroeger. Om een voorbeeld te noemen: de massale trek van het platte land naar de steden vereist een speciale aanpak. Vooral de jongere mensen verliezen daar de invloed en steun van hun oude cultuur. En als ze dan ook het christelijk geloof missen, bestaat er vaak een leegte in hun hart die vraagt om opgevuld te worden. Met wat? Met van alles wat er te horen en te zien is; en dat is niet altijd van het beste. Geloof me: missionarissen zijn nog hard nodig, waar ze ook vandaan komen. Dat zal helaas nog maar heel beperkt van Nederland zijn.

      Dit alles mag ons geen gevoel van minachting geven voor die  zogenaamde  ‘arme stakkers’ in de missie. De ervaring van veel missionarissen en ook van mijzelf is, dat we veel kunnen leren van hun cultuur, leefwijze en geloof. En de tijd breekt aan dat zij op hun beurt ons hier komen missioneren. Ik zou zeggen: Welkom. We hebben jullie nodig!  Maar over ‘missie’ naar  Nederland en over ‘nieuwe evangelisatie’ hoop ik nog terug te komen in een ander artikel.

      CRITICUS: Waarom zouden we om iets bidden of vragen? God weet al lang wat wij nodig hebben; hij heeft al lang besloten wat hij gaat doen. Bovendien: ik krijg maar zo zelden waar ik om vraag.  Ik ken mensen die heel veel bidden, maar toch helemaal niet beter zijn dan anderen. Bidden? Mijn werken zie ik als mijn gebed. Heb ik dan nog een ander gebed  nodig?

 

     In 1969 was de eerste landing van mensen op een andere planeet. Drie ruimtevaarders in hun Apollo 11 landden op de maan. Op hun vlucht waren ze een tijdje achter de maan en hadden toen geen contact met hun communicatie centrum in Houston. Dat was een heel eng moment. Stel je voor dat ze voorgoed contact verloren. Dan zouden ze nooit de maan bereiken noch de aarde. Ze zouden voor altijd zinloos en doelloos ronddwalen in de ruimte.

      Wij zijn allen in een “ruimtevaartuig” op weg  naar ons eeuwig doel. Wat of wie is ons communicatie centrum om onze vlucht te begeleiden? God zelf. Als we contact verliezen met hem dan dwalen we doelloos rond en bereiken we nooit ons eeuwige einddoel van geluk. Dat contact houden met God noemen we bidden.

      Bidden is een gesprek voeren met God over alles wat ons bezig houdt; ook over onze problemen; zelfs over dingen waar we het niet mee eens zijn en die ons doen kibbelen met God, zoals we vaak zien in de Psalmen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?   We hebben geen vrome woorden nodig. En een gesprekje  met God  kan plaats hebben onder allerlei omstandigheden: onder het auto rijden, wachten op de bus, soep koken, huiswerk doen of kantoorwerk, onder het genieten van een heerlijke maaltijd of het bewonderen van de natuur of van kunst. Het is dan geen kwestie  van ons praten alleen maar beslist ook van ons luisteren naar hem; dus open staan voor zijn ingevingen.

      Naast zulke persoonlijke en spontane gebeden mogen we niet de gemeenschaps- gebeden verwaarlozen, zoals de Eucharistie, de zondag-viering en andere gebeden van de Liturgie. Dat helpt om niet als eenling verloren te raken maar bij je eigen  gemeenschap te blijven, ja, bij de wereldwijde  Christelijke gemeenschap: de Kerk. Dat is heel belangrijk.

      In het evangelie leert Jezus ons zij eigen gebed: het Onze Vader. Dat leert ons in een notendop de essentie van het gebed. Eerst de houding van God prijzen, en ik voeg er aan toe danken.  “Onze Vader...Uw Naam worde geheiligd. Uw rijk kome. Uw wil geschiede”. Daarna pas komt vragen of smeekbede: “Geef ons heden ons dagelijks brood,”  en alles wat we zo hard nodig hebben. En dan nog het derde deel: Vergiffenis vragen: “Vergeef ons onze schulden...” Wees dus nederig en berouwvol genoeg om voor God je fouten en zonden te bekennen. Ze beledigen God die onze grootste weldoener is. Ze doen aan anderen tekort. En zeker aan jezelf!

    De eerste houding van ons gebed:  God prijzen, aanbidden en vooral danken, is het voornaamste, maar wordt te vaak vergeten. We zijn teveel bezig met onze eigen verlangens, eer en roem. Stel je voor, een kind komt hongerig thuis van school, en valt meteen aan op de soep en al het lekkers op de tafel. Maar hij zegt geen woord tegen zijn moeder. Geen dank u en geen antwoord op haar vragen. Dat gaat zo door voor een week. Wat zullen de ouders denken? “Wat wordt ons kind toch verwaand...inhalig...ondankbaar.” Wij zelf genieten van eten en drinken,  van gezondheid,  van kunst, van ons werk, onze hobby’s, van de natuur, van duizend dingen. Zijn we hetzelfde als dat kind? Of kunnen we God dagelijks prijzen en danken?

      Hoe doen we dat tweede deel van de inhoud van het gebed: vragen, voorbede of smeekbede? Jezus geeft in het evangelie verschillende suggesties, bijv. in Lucas 11,1-13.   1) Volhard in het gebed; niet opgeven; zoals de vriend die ‘s nachts bij zijn buur blijft aankloppen en vragen om drie broden, want een bezoeker is net van zijn reis aangekomen. De buurman wil eerst niet opstaan om die broden te geven; maar omdat die vriend maar blijft aanhouden, doet hij het toch. God is als die buur, als wij zijn als die vriend.

2)  Wees niet te inhalig; niet voor jezelf alleen bidden; voor betere baan, beter huis enz. Bid meer voor anderen die ons gebed harder nodig hebben. En die zijn er zo veel in onze wereld.

3)  Absoluut vertrouwen, ja, zekerheid dat je gebed verhoord wordt. Bedank God alvast voordat  hij je gebed verhoord heeft . Bid met hart en ziel in de zekerheid dat God je beste vriend is die ons niet teleur wil stellen. Maar soms kreeg je niet waar je zo lang om gevraagd hebt….“Is er soms onder u een vader die zijn kind een steen zal geven als hij om brood vraagt?” zegt Jezus. Als hij geen brood geeft, geeft hij iets anders, iets beters. Als je eens terug kijkt naar je jeugdjaren, vind je misschien uit dat je geluk had dat God sommige gunsten  niet gaf; bijvoorbeeld  je werd ziek, of je zakte voor je examen. Maar God gaf betere dingen waar je nooit van gedroomd had; iets dat een betere wending aan je leven gegeven heeft. En in ieder geval geeft hij het allerbeste dat hij je kunt geven: de Heilige Geest. En die geeft  je kracht om beter te werken, en wijsheid om goede besluiten te nemen voor jezelf of je  familie, en hij geeft sterkte om de weg naar het geluk te zoeken door alle narigheid en problemen heen. Er is geen eind aan de gaven van de H. Geest; als je hem hebt, heb  je  alles. Jezus zegt: “Als jullie goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan de Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie erom vragen.”

      Je zegt misschien: “Mijn werk zie ik  als mijn gebed. Dan heb ik geen ander gebed nodig”. Als je nederig genoeg bent heb je iedere dag en altijd gebed nodig, van je jeugd tot je stervensuur. Maar om je werk ook tot gebed te maken, dat is een goed idee. Hoe kan dat gebeuren?  Al je werk (en al je wel en wee) opdragen aan God. Dat doe je vooral ‘s morgens bij het begin van de dag, en soms gedurende de dag. En doe al je werk (en studie, sport, plezier en ook pijn) niet voor je eigen plezier alleen maar voor een diepere geestelijke intentie, bijv. voor de eer van God, of om onze wereld te verbeteren, of om anderen te helpen uit liefde, want “Jezus zegt: “Wat jij aan de minste der mijnen hebt gedaan, heb je aan mij gedaan.” Op deze manier kan je werk tot gebed worden.

      Probeer elke dag een tijd te nemen, al is het maar 10 of15 minuten, om alleen of samen te bidden. Als je niet weet hoe, kun je dit proberen:  3 minuten God prijzen en danken; 3 minuten nederig om vergiffenis vragen; 3 minuten vragen met voorbede of smeekbede. Dan is er nog 6 minuten over om een stukje van het evangelie te lezen en daarover te mediteren. Dat wil zeggen, overdenken wat God je daar wil zeggen voor jouw leven.

      En denk er eens over na en spreek er eens met anderen over hoe je je dagelijkse gebeden het best kunt doen: Bidden vóór de maaltijd?  Bij het opstaan?  Bij het slapen gaan?

      Ik wens je een voorspoedige vlucht in het ruimteschip van het leven onder de goede en wijze begeleiding van God onze Vader.   

 

  1         De Heer zei tegen Mozes:
  2        zeg tegen de gemeenschap van Israël: 

Wees heilig, want ik, de heer, jullie god, ben heilig.
  3        toon ontzag voor je moeder en je vader,
En neem steeds mijn sabbat in acht. Ik ben de heer, jullie god.
  4        laat je niet in met afgoden en maak geen godenbeelden.
Ik ben de heer, jullie god. 

11        Steel niet, lieg niet en bedrieg je naaste niet.
12       leg geen valse eed af als je bij mijn naam zweert,
Want daarmee ontwijd je de naam van je god. Ik ben de heer.
13        Beroof niemand en pers een ander niet af.
Betaal een dagloner zijn loon nog op dezelfde dag uit.
14        spreek geen vloek uit over een dove
En plaats geen obstakel voor de voeten van een blinde.
Toon ontzag voor je god. Ik ben de heer.
15        wees niet partijdig wanneer je rechtspreekt.
Trek onaanzienlijken niet voor
En zie machthebbers niet naar de ogen.
Spreek rechtvaardig recht over je naasten.
16        breng het leven van een ander niet in gevaar
door lasterpraat over hem rond te strooien. Ik ben de heer.
17       wees niet haatdragend.
Als je iemand iets te verwijten hebt,
roep hem dan ter verantwoording
en laad niet omwille van een ander schuld op je
18        door je te wreken of wrok te blijven koesteren. 

Heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de heer.

1 Het volk dat in duisternis ronddoolt
ziet een schitterend licht.
Zij die in het donker wonen
worden door een helder licht beschenen.
2 U hebt het volk weer groot gemaakt,
diepe vreugde gaf u het,
blijdschap als de vreugde bij de oogst,
zij jubelen als bij het verdelen van de buit.

3 Het juk dat op hen drukte,
de stok op hun schouder, de zweep van de drijver,
u hebt ze verbrijzeld, zoals Midjan destijds.
4 Iedere laars die dreunend stampte
en elke mantel waar bloed aan kleeft,
ze worden verbrand, een prooi van het vuur.

5 Een kind is ons geboren,
een zoon is ons gegeven;
de heerschappij rust op zijn schouders.
Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman,
Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst.
6 Groot is zijn heerschappij,
aan de vrede zal geen einde komen.
Davids troon en rijk zijn erop gebouwd,
ze staan vast, in recht en gerechtigheid,
van nu tot in eeuwigheid.
Daarvoor zal hij zich beijveren,
de Heer van de hemelse machten.

Eerste lezing: 2 Makk., 7, 1-2. 9-la
Uit het tweede boek der Makkabeeën

 

In die dagen werden zeven broers met hun moeder gevangen genomen.

De koning wilde ze dwingen van het verboden Varkens­vlees te eten

door ze met roeden en' zwepen te laten geselen.

 

De eerste van hen, die optrad als hun woordvoerder, sprak als volgt:

Waarom wilt gij ons ondervragen en wat wilt gij van ons te weten komen?

Wij zijn bereid te sterven, liever dan de wetten van onze voorvaderen te overtreden.

 

Nadat de eerste gestorven was, riep de tweede broer kort voordat hij de geest gaf:

Booswicht,gij kunt ons wel het tegenwoordige leven ontnemen,

maar de Koning der wereld zal ons, die voor zijn wetten sterven,

laten opstaan tot een eeuwig leven.

 

Na hem werd de derde gemarteld.

Zonder enige vrees sprak hij: Ik heb deze ledematen van God gekregen

Uit eerbied voor zijn wetten doe ik er afstand van,

maar ik hoop ze eens weer terug te krijgen.

De koning en zijn omgeving stonden verbaasd over zoveel moed bij de jongeman;

die zijn folteringen zonder één moment van zwakte doorstond.

 

Toen hij dood was, werd de vierde broer op dezelfde wijze gefolterd en gepijnigd.

Op het punt te sterven riep hij nog uit: Het is niet zo erg door mensen omgebracht te worden, wanneer wij vertrouwen op Gods belofte, dat Hij ons weer zal laten verrijzen.

Voor u echter zal er geen verrijzenis tot een nieuw leven zijn!

 

Zó werden allen tot dood toe gemarteld.

Ten laatste stierf ook de moeder.